Innerlijke ruimte en ruimte om

Mens-zijn
Innerlijke ruimte en ruimte om mij heen
 Als een mens zich op zijn gemak voelt bij een ander mens, dan voelt hij ruimte om zichzelf te zijn en om samen de ruimte te delen. Er is een gevoel van veiligheid, dat betekent dat hij zich niet anders hoeft voor te doen dan hij is, hij voelt zich  geaccepteerd met zijn kwaliteiten én met zijn ‘fratsen’ . In zijn lijf voelt het aangenaam: zacht, warm en rustig (= in HARA zijn) Hij is graag in gezelschap van die ander.
Er is bij beiden een ontvankelijk zijn voor elkaar.
Dat zal te zien zijn: in de ogen (open, gericht op de ander, zacht), stem (zacht, rustig), houding (luisterend, gericht zijn op elkaar, ontspannen), gebaren
(bedoeld voor de ander), kleur (doorbloed), In zo’n contact bevestigen ze elkaar in hun bestaan en zijn. Er zal steeds meer veiligheid en vertrouwen kunnen ontstaan in elkaar. Dit heeft dan te maken met een onvoorwaardelijkheid. Dit is een diep gevoelde ervaring, waarbij ze er zonder twijfel op vertrouwen dat de ander er voor ze zal zijn, voor zover mogelijk. Er is dan ook letterlijke (geografische)  afstand mogelijk, elkaar een tijd niet zien, want het contact is opgeslagen, wordt meegedragen. Hoeft niet steeds bevestigd te worden. Dit is een grote rijkdom en bij ontbering hiervan altijd het diepste verlangen van een mens om dit alsnog te vinden. In een eerste ontmoeting met een ander mens wordt heel veel gevoeld en opgeslagen: in de nadering, in de handdruk, in het oogcontact, in de woorden, in het horen. Als er niet een open bereidheid is om de ander te ontmoeten (maar bv. een ‘verplicht nummer’, waarbij gevoelens geveinsd worden, dus onecht zijn) dan zal dat direct een reactie in het lijf oproepen. Deze reactie is voorbewust, gaat voor het denken uit, is er onmiddellijk. Is voelbaar in het lijf voor de mens zelf (mits bewust), zichtbaar en hoorbaar voor anderen. In de ogen (afwezig, wegkijkend, ontwijkend, gesloten, verveeld, hard), de stem ( hard, hoog, snel, onrustig), houding (niet gericht zijn op de ander, gesloten, wegdraaiend), gebaren (druk, onrustig, afleidend), kleur (wit, grauw, of juist erg rood)Natuurlijk kunnen we niet de hele dag en altijd open staan voor het contact met een ander mens. Dat is alleen maar erg gezond. Het probleem komt met het veinzen, net doen alsof, aanpassing, verzet, verdwijnen.
Als er voldoende innerlijke ruimte is, een gevoel van eigenheid, een verbonden zijn met zichzelf, kortom een onvoorwaardelijkheid voor zichzelf, dan kan en mag je kiezen. Of je behoefte hebt om alleen te zijn. Met wie je contact wil, hoe lang, hoe diep. Dan hoef je niet te veinzen, te doen alsof. Én dat gebeurt dan als vanzelf met respect voor de eigenheid van de ander. En als je zo in HARA kunt zijn, leven en beleven, dan kun je ook (al dan niet tijdelijk) in omstandigheden ‘moeten’ zijn met anderen, waarbij je open kunt blijven naar jezelf (= in HARA blijven). En in onze Zen weg beoefenen en weten we dat alles ook altijd weer verandert van aard. Als de relatie met een ander mens prettig is, plezierig en warm, dan is het makkelijk om de relatie in stand te houden en te onderhouden.
Er wordt dan wederzijds een appèl gedaan om het contact aangenaam te houden, er wordt door beiden in geïnvesteerd. Maar als de relatie verandert, wat dan……
Durf je dat aan te geven? Hoe doe je dat? Hoe is het met de zorgvuldigheid: naar jezelf en naar de ander. Kun je een relatie afronden, beëindigen, kun je zeggen: ‘het was goed’. Hoe zelfstandig kun en durf je te zijn? Want mogelijk word je erg teruggeworpen op jezelf, en hoe is dat voor je? Hoeveel kun je je gedragen voelen in je midden, hoeveel durf je te vertrouwen op de leegte, zowel in het relatieve als in het absolute,  hoe vertrouwd ben je met het beperkende, controlerende ego loslaten en rusten in geen-zelf? In zelfstandigheid kun je vertrouwen geven, aan een ander en aan jezelf. Je kent je eigen grenzen, kunt die ook aangeven. Door je eigen innerlijke ruimte kun je onderzoeken, exploreren wat van waarde is voor jou.
Je bent aanspreekbaar en verantwoordelijk. En beschikbaar.  Als we als kind dit niet meegekregen hebben, dan is het een hele klus om dit in het leven alsnog te verwerven. Eerst de weg om te mogen, durven voelen wie jij zelf bent, wat goed voelt voor jou, wat jouw temperament is, jouw tempo, jouw smaak. Dit schept veiligheid: het opbouwen van een ‘gezond’ ego is absoluut nodig om het vervolgens ook te durven loslaten. Een gezond ego is niet het probleem, wel het gehecht zijn en niet kunnen loslaten van ons rationele, ‘rechnende Denken’ (Merleau-Ponty: filosoof van het niet-wetende weten)
En vervolgens hoe je dat dan doet in het contact met andere mensen: jezelf zijn en je ruimte bewaren, zowel je innerlijke ruimte als de ruimte om je heen (eigenheid). Het aangaan en onderhouden van relaties (intimiteit) en tot slot de groei naar volwassenheid. (zelfstandigheid)
En dan in onze Zen weg het durven, kunnen en mogen loslaten van het ego om te leven in HARA, in dragend midden.
Vertrouwen
Innerlijke ruimte en ruimte om je heen
Je plek innemen
Grenzen
Ontmoeten