Zazenshin
Zazenshin 1 Aansporing tot zazen. 'Na het zitten vroeg
een monnik aan de Grote Leraar Yϋeh-shan Hung-tao 2:"Waaraan denkt u
in deze onbeweeglijke staat
3?" De meester antwoordde:
"lk denk niet-denken." De monnik vroeg:
"Hoe denkt men niet-denken?" De meester antwoordde:
"Zonder-denken" 4 Vastgesteld hebbende dat
de Grote Leraar dit zei, moeten we het onbeweeglijke zitten bestuderen en
correct overdragen: dit is het diepgaande onderzoeken van het onbeweeglijke
zitten dat volgens de Weg van Boeddha is overgedragen. Hoewel 'gedachten over
het onbeweeglijke zitten' niet tot één persoon beperkt zijn, is deze uitspraak
van Yϋeh-shan de allerbeste, te weten: 'niet-denken denken.' 6 Denken kan de huid
vlees-botten-merg van zazen zijn, niet-denken kan de
huid-vlees-botten-merg (van zazen) zijn. 7 De monnik zei: 'Hoe
denkt men niet-denken?' 8 'Niet-denken'. Hoezeer ook
van oudsher in aanzien, wordt hier begrepen als 'het denken van hoe'. Is er
soms geen denken in de onbeweeglijke staat
?'Wanneer we doordringen in
de onbeweeglijke staat van zitten, hoe zou de kennis hiervan dan kunnen blijven
ontbreken? Tenzij men een dwaas is die het voor de hand liggende versmaadt,
moet men toch het vermogen 9 hebben de onbeweeglijke staat van zitten te
onderzoeken en erover na te denken. 10 11.De meester antwoordde:
'Zonder-denken.' 12 Terwijl het gebruik van
zonder-denken kristalhelder is, wordt zonder-denken gebruikt om 'niet-denken te
denken'.13 Er is altijd 'iemand' in zonder-denken, 14 en deze 'iemand' is de
basis van het zelf' dat 'het niet-denken denkt'.Ook al is het het 'zelf'15
dat onbeweeglijk zit. het houdt zich dan niet alleen bezig met denken; het
treedt ook naar voren als de onbeweeglijke staat van zitten. Als de
onbeweeglijke staat van zitten niets anders dan de onbeweeglijke staat van
zitten is,hoe kan hij dan denken aan
de onbeweeglijke staat van zitten 16?Daarom is de onbeweeglijke
staat van zitten noch de maat van Boeddha noch de maat van het ontwaken noch de
maat van het begrijpen. 17 De enkele overdracht
hiervan door Yϋeh-shan vertegenwoordigt de zesendertigste generatie in directe
lijn van Boeddha Shakyamuni: als we zesendertig
generaties vanaf Yϋeh-shan teruggaan, komen we uit bij Boeddha Shakyamuni. En
in wat zo correct was overgedragen vanaf de Boeddha, was reeds Yϋeh-shan ’s
'niet-denken denken'.Onlangs hebben echter
enkele dwaze ongeletterden 18 gezegd dat'Wanneer de borst zonder
zorgen 19' is, is de geconcentreerde inzet bij zazen een staat van vrede en
kalmte' 20. Deze opvatting haalt het niet bij die van de leerstellingen van de
Hinayana, en zelfs niet bij die aan de Hinayana voorafgaan 21. Hoe kunnen we
iemand die zo'n opvatting heeft iemand noemen die het onderricht van de Boeddha
bestudeert?Op het moment zijn er veel
zulke mensen in het China van de Grote Sung. Hoe triest dat de Weg van de
patriarchen overwoekerd is!Dan is er een andere groep
die zegt dat 'de Weg navolgen door middel van zazen een functie is die
essentieel is voor de geest van beginners en voor studenten van tegenwoordig,
maar niet altijd de regel was bij de boeddha 's en de patriarchen. Lopen is
Zen, zitten is Zen; of het nu in spreken is of in stilte, in beweging of in
rust, het fundament is in evenwicht. 22 Daarom,' zeggen ze, 'houdt niet alleen
vast aan deze geconcentreerde inzet van zazen'. Dit is de gebruikelijke
opvatting onder hen die zich een tak van de lijn 23 van Lin-Chi noemen. Het
komt door een gebrek in de overdracht van de rechtzinnige lijn van het
onderricht van de Boeddha dat ze dit zeggen. 'Wat is de ‘geest van
beginners'? Waar is er geen geest van
de beginner?'Waar verlaten we de geest
van de beginner?'We moeten weten dat, om
de Weg te bestuderen, de gevestigde methode van onderzoek is: de Weg navolgen
in zazen. Het na te streven principe is dat van de boeddha-in-zijn-beoefening
die niet er op uit is een boeddha te maken. 25 Omdat de oefening-van-de-Boeddha
niet het maken van een boeddha is, is zij de werkelijkheid van verwerkelijking.
26 De boeddha in zijn lichamelijke verschijning maakt niet een boeddha; wanneer
de netten en kooien doorbroken worden hindert een zittende boeddha het maken
van een boeddha niet langer. 27 Precies op zo'n moment wordt
hij, als van duizend eeuwen, van tien duizend eeuwen her, vanuit het begin
zelf, bekleed met de macht om de wereld van Boeddha binnen te gaan en de wereld
van Mara binnen te gaan; vooruit- of teruggaand heeft hij het vermogen om
waterstromen en grachten te vullen. 28 Noten.1 – dit traktaat behoort
tot dezelfde categorie als ‘Regels voor zazen’(Zazengi; zie aldaar noot 1), met
dien verstande dat dit traktaat (Zazenshin) veel filosofischer is.2 – Yueh-shan Wei-yen
(745-828), een dharma-erfgenaam van Shih-t’ou Hsi-Ch’ien (700-790); postume
titel: Hung-tao Ta-shih. 3 – de uitdrukking
verwijst naar de onverstoorbaarheid als van een grote berg. In zekere zin is
‘onbeweeglijk’ minder treffend dan bijvoorbeeld ‘als een toren’ want zoals
duidelijk zal worden bedoelt Dogen niet het stilzetten van het denken.4 – omdat het niet de
bedoeling is dat met alle geweld niet gedacht wordt, is deze vertaling
(‘zonder-denken’) mogelijk enigszins misleidend. Bedoeld is: denken en
niet-denken (in eerste instantie al snel dualistisch opgevat) zijn geen van
beide een probleem wanneer ze niet dualistisch opgevat en ervaren worden.‘Niet-denken’ is de
vertaling van (Japans:) fu-shiryo, letterlijk: niet-denken. ‘Zonder-denken’ is
de vertaling van (Japans:) hi-shiryo, letterlijk: geen- of zonder denken.
Terwijl fu-shiryo, niet-denken, alleen maar de negatie van shiryo, denken, is,
is hi-ryo dat wat beide – denken en niet-denken – omvat én te boven gaat, dat
wil zeggen: er is geen dualisme meer tussen beide. Er wordt niet met alle
geweld gedacht en evenmin met alle geweld niet gedacht; er wordt zowel (op zijn
tijd) gedacht als (op zijn tijd) niet gedacht. In Engelse vertalingen wordt
(Japans:) fu wel weergeven met 'not' en (Japans:) hi met 'non-' of met
'without-'. De betekenis moet er dan wel bij gedacht worden.Tevens moet bedacht worden
dat de niet-dualistische opvatting bij Dōgen niet alleen het idee van een
meeromvattendheid (ofwel samenhang vanuit een hoger niveau gezien) impliceert,
maar ook het aspect van 'absolute' negatie (zie Masao Abe’s essay 'Dógen over
Boeddhanatuur' in dit boek). In zoverre verwijst zij dan ook naar de
boeddhistische notie van 'leegheid' (Engels: 'emptiness').5 - Of (letterlijker):
hoewel hij niet de enige is 'die onbeweeglijk denkt'. Dōgen loopt als het ware vooruit
op zijn uitwerking van wat het 'denken tijdens en over zazen' inhoudt door met
de bekende begrippen -'denken' en 'onbeweeglijk (
)'- te spelen en
zo vragen op te roepen.6 Of: 'denken is
niet-denken'. In het Japans een omzetting van de uitspraak 'Ikdenk niet-denken.'-
typisch voor Dōgens werkwijze! Dat wil zeggen het authentieke denken dat past
bij het 'onbeweeglijke zitten' is niet-denken, te weten het denken van het
'niet' (de absolute waarheid). Daarmee is niet de toestand van een 'leeg' of
'blanco' bewustzijn of onbewustheid - bedoeld, en evenmin een afwezigheid of
ontkenning van het denken. Eerder doelt Dōgen op een denken dat bevrijd is van
en bevrijd is voor denken en niet-denken. Uiteindelijk is 'niet-denken denken'
het 'denken van niet-denken'. Dit is de essentie van zazen. 7 'Huid, enzovoort' is een
uitdrukking voor het geheel of het wezen van de Boeddha-Dharma; hier als
metafoor gebruikt.8 Of 'Niet-denken is het
denken van het hoe' of ook 'niet denken is het denken van "Hoe?”’Opnieuw een omzetting!
Door de omzetting verwijst Dógen naar de uiteindelijke
werkelijkheid,/uiteindelijke waarheid, aangeduid door 'hoe' zoals elders
(vergelijk bijvoorbeeld het traktaat Boeddhanatuur) door 'wat' en andere
vraagwoorden.'Niet-denken' wordt gelijk
gesteld met 'het denken van het hoe', dat wordt opgevat als 'zonder-denken' in
de in noot 4 beschreven niet-dualistische betekenis daarvan.9 - De woordstam zinspeelt
op het element 'maat' dat ook in 'denken' zit: dus op beheersing wellicht.10 - Of het vermogen - en
het denken - hebben om ... te onderzoeken.11 - Uit deze passage
blijkt zonneklaar dat Dógen (in tegenstelling tot velen die zazen beoefenen)
zazen niet reduceert tot zuiver bewustzijn of zuivere ervaring, maar met denken
verbindt. In zazen is wel degelijk ruimte voor intellectuele inhouden! Men kan
zeggen zitten zonder denken is blind, denken zonder zitten is machteloos.
Bovendien gaat het bij zitten-alleen (Japans: shikantaza) niet om louter
reductie tot een 'lege' geest maar om een 'lege' geest waarin ruimte is voor
alles (ook denken, namelijk het 'denken van het hoe'), een 'volle' geest dus.
Dit 'hoe?' impliceert de volle inzet/aanwezigheid van degene die mediteert. Zie
ook verderop in dit traktaat.12 - Zie de eerdere noot
bij dit citaat. Het gaat om het 'zonder' of ook wel niet dat (radicaal
niet-dualistisch) denkt, te weten de dynamische verwerkelijking van denken én
niet-denken in zazen (en even goed in elke andere concrete levenssituatie).
Anders gezegd, denken, niet-denken en zonder-denken met zijn drieën in één
constituerende dynamiek van zazen. 13 - Ofwel "wordt
zonder-denken gebruikt door 'niet-denken te denken"' dat wil zeggen
"neemt zonder-denken de vorm aan van 'het deuken van niet-denken" .14 - Dit doet denken aan
eerdere boeddhistische discussies over welke mentale factor continu is
gedurende perioden dat 'de geest stilstaat'. Wellicht is 'wie'- ook een goede
mogelijkheid - een betere vertaling dan 'iemand' omdat dit aangeeft dat de
persoon hier juist op het spel staat.15 - te weten wij wanneer
we zazen doen.16 - Dat wil zeggen aan
zichzelf. Met andere woorden: omdat er geen andere staat is dan die van het
onbeweeglijke zitten, kan hij niet geobjectiveerd worden (door zichzelf als
object te denken).17 - Panfrase van de
alinea: ofschoon het verlichte zittend mediteren ook een kwestie van cognitieve
staten is (het 'kennen' vindt in verlichte staat plaats op andere niveaus dan
in de niet-verlichte staat), wil dat niet zeggen dat deze verlichte staat zelf
objectiveerbaar is: het gaat eenvoudig om de volledige identificatie met de
handeling die men op een bepaald moment verricht. Deze staat van doen en
'denken' gaat iedere maat te boven, ook die van boeddhaschap en ontwaken zelf.
NB. Het woord 'maat' is opnieuw, een associatie met de 'maat' in denken en
beheersing, zie de noot bij het woord 'vermogen'.18 - Een van Dōgens
favoriete scheldwoorden waarmee hij degenen bedoelt die geen oog hebben voor-
de klassieke voorgangers in de traditie.19 - 'Zonder zorgen' (een door Lin-chi (Japans:
Rinzai) beroemd gemaakte uitdrukking) zijn was oorspronkelijk een deugd maar
langzamerhand een negatieve aanduiding geworden voor een houding van quiëtisme.20 De herkomst van dit
citaat is onzeker. Het wordt ook bestreden door Ta-hui die er aan toevoegt:
'Zij realiseren zich niet dat het (de staat die zij beschouwen als de uiterste
vorm van gemak en vreugde) eenvoudig (als) een steen is die op gras drukt.'21 - Letterlijk: bij die
van 'het Voertuig van mensen en goden'. de godsdienstige benaderingen
voorafgaand aan de Hinayana en het geringste van de Vijf Voertuigen.22 - Engelse vertalingen o.a.: 'the substance is at ease', 'we are at
peace in body and mind'.23 - De volgelingen in de
traditie van - in dit geval - Lin-Chi ofwel de geautoriseerde directe
geestelijke navolgers van Lin-Chi (voorgesteld als lijn van geestelijke
afstamming en erfgenaamschap) en hun leerlingen.24 - Of wellicht: nog
geen.25 - De boeddha is wat hij
beoefent. Aan de waardige daden van de boeddha-in-zijn beoefening is door Dogen
een heel traktaat gewijd.26 - Zie het gelijknamige
traktaat ‘De werkelijkheid van verwerkelijking’.27 - Het zogeheten 'een
boeddha worden' of 'een boeddha maken' is dus bij Dogen altijd een
'actualiseren van de boeddha' of 'een boeddha actualiseren'.28 – een verwijzing naar
de spirituele vrijheid eigen aan gevorderde Zen-beoefening.Vergelijk de gezegdes: ‘Je
kunt de Boeddha binnengaan maar je kuntMira nog niet binnen gaan'
(als uitdrukking van het nog niet verworven hebben van die vrijheid) en
'Wanneer we tevergeefs geconcentreerde inzet aanwenden, bouwen we een kar
die past bij de sporen; wanneer we fundamenteel zonder enige bekwaamheid
zijn, overlaadt het de grachten en vult het de waterstromen.'
Zazenshin. 2 Aansporing tot zazen. Zenmeester Ta-chi 29 van
Chiang-hsi studeerde onder Zenmeester Ta-hui 30 van Nan-yϋeh. Na het geesteszegel
persoonlijk ontvangen te hebben, 31 zat hij dagelijks in meditatie.
Op een keer ging Nan-yϋeh naar Ta-chi en zei:'Eerwaarde, wat stel je
je voor 22, daar zittend in meditatie?' 33 We moeten ons rustig
concentreren op het onderzoeken van deze vraag. Betekent zij dat er 'voorstellen'
is buiten zazen? Betekent zij dat er geen weg om 'zich iets voor te stellen' is
buiten zazen? Betekent zij dat men zich helemaal niets moet 'voorstellen'? Of
vraagt zij wat voor 'voorstellen' zich voordoet op het precieze moment dat zazen
gedaan wordt? 'We moeten ons er op concentreren dit in detail te verstaan.Liever dan van een gebeeldhouwde
draak te houden, moeten we van de werkelijke draak houden. 34 We moeten leren dat
zowel de gebeeldhouwde als de werkelijke draken het vermogen bezitten wolken en
regen voort te brengen. Acht noch veracht wat dichtbij is; raak er volkomen mee
vertrouwd. Acht noch veracht wat veraf is: raak er volkomen mee vertrouwd. 35
Neem de ogen niet licht op en geef ze geen gewicht. Geef de oren geen gewicht en
neem ze niet licht op. Maak je ogen en oren helder en scherp. 36 Chiang-hsi zei: 'Ik stel
me voor een Boeddha te maken'. 37'We moeten deze woorden
verhelderen en diep verstaan. 'Wat betekent de bewering 'een boeddha maken'?
Betekent het: tot een boeddha gemaakt worden door een boeddha van buiten? Betekent
het: een boeddha maken van een niet bestaande boeddha? Betekent het dat dit of
dat gezicht van 'de boeddha' verschijnt? Is het ‘je voorstellen een boeddha te maken'
het afwerpen van lichaam-en-geest 38 en ligt de essentie van het je voorstellen
een boeddha te maken 'in dit afwerpen?’ 39 Of betekent het 'zoeken een boeddha
te maken' terwijl er myriaden manieren zijn om een boeddha te maken, dat deze manieren
verstrengeld raken in dit 'zoeken'?We moeten ons realiseren dat
Ta-chi's woorden betekenen dat zazen altijd 'zich voorstellen een boeddha te
maken' is: zazen is altijd 'zich voorstellen een boeddha te maken'. Dit 'zich voorstellen'
gaat vooraf aan het 'maken van een boeddha' en het volgt op het 'maken van een
boeddha’; en het vindt plaats op het moment zelf van het 'maken van een boeddha'.Wat ik nu vraag is dit:
hoeveel 'manieren om een boeddha te maken' zijn verstrengeld met dit ene 'zich
voorstellen'? -Deze verstrengelingen verstrengelen zich met verstrengelingen.
Op dit punt zijn verstrengelingen, als individuele instanties van het geheel van
het 'maken van een boeddha', allemaal directe uitspraken van dat geheel en allemaal
instanties' van het 'zich voorstellen'. We moeten niet één instantie van 'zich
voorstellen' proberen te vermijden: als we die ene instantie van 'zich voorstellen'
proberen te vermijden, vernietigen we ons lichaam en verliezen we het leven. Zelfs
als we ons lichaam vernietigen en ons leven verliezen, is dat de verstrengeling
van die ene instantie van 'zich voorstellen'. 40 Op dit punt gekomen pakte Nan-yϋeh een tegel en begon hem
te polijsten tegen een rots. Na een lange tijd vroeg Ta-chi: "Meester , wat ben
je aan het doen?” 41 Wie zou er niet in slagen te zien dat hij een tegel
polijstte? Wie zou dit beschouwen als het polijsten van een tegel? 42 Ook dan
nog is ‘het polijsten van een tegel’ ter discussie gesteld in de vorm van ‘het
doen van het Wat’ van de vraag; ‘het doen van het wat’ is altijd ‘het polijsten
van een tegel’. Dit land en de andere werelden, hoezeer zij ook mogen
verschillen, delen alle het beginsel dat ‘het polijsten van tegels’ er nooit
ophoudt. We moeten niet alleen vermijden het besluit te nemen dat wat we zien
is wat we zien maar er ook stevig van overtuigd zijn dat in alle myriaden
activiteiten het essentiële beginsel te bestuderen valt. We moeten weten dat
net zoals we de Boeddha kunnen zien zonder hem te kennen of te begrijpen, we
ook rivieren kunnen zien en ze toch nog niet kennen, bergen kunnen zien en ze
toch nog niet kennen. De overijlde veronderstelling dat de verschijnselen voor
onze ogen geen verdere toegang bieden 43 is niet de beoefening van de Weg. Nan-yϋeh zei: "Ik ben dit aan het polijsten om er een
spiegel van te maken”.We moeten de strekking van
deze uitspraak helder begrijpen. De bewering ‘Ik ben dit aan het polijsten om
er een spiegel van te maken’ houdt onmiskenbaar een principe in: de
werkelijkheid van verwerkelijking, en is niet zomaar een vernuftig verzinsel.
Een tegel mag een tegel zijn en een spiegel een spiegel, maar wanneer we
onszelf er diepgaand op toeleggen de essentie van ‘polijsten’ op te helderen,
zullen we vinden dat er nog heel wat andere dimensies zijn. De
voorgeboortelijke spiegel en de stralende spiegel waren beide gemaakt door ‘het polijsten van
een tegel’. Tenzij we ons realiseren dat deze spiegels voortkomen uit het
‘polijsten van een tegel’, zullen we de gezegden en preken van de Boeddha’s en
de patriarchen nooit zien of horen, zullen we hen hun mond nooit open zien doen
en hen nooit zien ademhalen. Ta-chi zei: "Hoe kun je een spiegel maken door een tegel
te polijsten?” Inderdaad, ofschoon degene die een tegel polijst een man
met een ijzeren wil is die geen hulp van andere zoekt, is een tegel polijsten
niet een spiegel maken. 44 En zelfs als het een
spiegel voortbrengen is, moet hij er snel bij zijn. 45 Nan-yϋeh repliceerde: "Hoe kun je een Boeddha maken door
zazen te doen?”Nu is het principe
duidelijk begrepen: zazen loopt niet vooruit op het maken van een boeddha, en
de wereld staat altijd helder voor ons: het maken van een boeddha heeft niets
van doen met zazen. Ta-chi zei: "Hoe is dat dan?” 46 Deze woorden lijken een
eenvoudige vraag over wat praktisch te doen in zazen maar zij vragen ook naar
dat uiteindelijke zo-zijn van Boeddha-verwerkelijking. Stel je het bijvoorbeeld
voor als een gelegenheid waarbij de ene goede vriend een andere vriend ontmoet:
het feit dat hij mijn vriend is betekent dat ik zijn vriend ben. Zo verschijnen
ook het ‘Hoe’ en het ‘Zo’ hier samen. 47 Nan-yϋeh repliceerde: "Wanneer een man een ossenkar ment,
en de kar gaat niet verder, moet hij dan de kar slaan of de os?” Wanneer we zeggen dat de kar niet verder gaat, wat
bedoelen we dan met het gaan of het niet gaan van de kar? Betekent het
bijvoorbeeld hetzelfde als dat water stroomt of niet stroomt? Er is een zin
waarin we kunnen zeggen dat stromen het niet-gaan van water is, en dat het gaan
van het water niet zijn stromen is. Daarom moeten we wanneer we de woorden ‘de
kar gaat niet verder’ onderzoeken, ze zowel benaderen in termen van niet-gaan
als in termen van niet niet-gaan; want het is een zaak van tijd. De woorden ‘de
kar gaat niet verder’ betekenen niet simpel dat hij niet gaat. 48 ‘Moet hij de kar slaan of de os slaan”? Betekent dit dat
er een slaan van de kar is en een slaan van de os? Zijn het slaan van de kar en
het slaan van de os hetzelfde of niet? In de wereld is het niet mogelijk een
kar te slaan; maar hoewel gewone mensen zo’n methode niet hebben, weten we dat
er op de Weg van de Boeddha een methode is van het slaan van de kar: en die is
de kern 49 van de oefening. Zelfs al maken we studie van de methode van het
slaan van de kar , moeten we ons er in detail op concentreren dat dit niet
hetzelfde is als de os slaan. En zelfs al is de methode van het slaan van de os
gebruikelijk in de wereld, moeten we doorgaan met de studie van het slaan van
de os op de Weg van de Boeddha. Is dit het ossen-slaan van de waterbuffel, of
het ossen-slaan van de ijzeren os of van de os van klei? Is dit slaan met een
zweep, met de hele wereld, de hele geest? Ons merg of onze vuist? De vuist moet
de vuist slaan en de os de os slaan. Ta-chi antwoordde niet. We moeten de strekking hiervan niet missen. Er zit het
uitwerpen van een tegel in om een edelsteen binnen te halen, het hoofd draaien
en het gezicht omdraaien. Zijn stilte moeten we met geen mogelijkheid geweld
aan doen. 50 Nan-yϋeh vervolgde: "Beoefen je zazen of beoefen je de
zittende Boeddha?” Deze woorden diepgaand onderzoekend moeten we de essentie
onderscheiden van de functie van de Boeddha’s en de patriarchen. Zonder te
weten wat de volle werkelijkheid is van het beoefenen van de zittende Boeddha
weten we hier dat het de beoefening is van zazen. Wie anders dan een telg van
de ware afkomst zou kunnen zeggen dat de beoefening van zazen de beoefening van
de zittende Boeddha is, en de eerste zazen de eerste zittende Boeddha. Sprekend
over deze zazen, zei hij (Nan-yϋeh) : "Als je zazen beoefent, is zen niet stil aan het zitten.”
51 De pointe van wat hij hier zegt is dat zazen zazen is en
niet stilzitten is. Van de tijd dat dit feit dat het niet stilzitten
persoonlijk aan ons is overgedragen, is ons onbegrensde stilzitten ons eigen
zelf. Waarom zouden we een onderzoek instellen naar nauwe of verre
familieverwantschappen? Hoe zouden we verwarring en ontwaken bediscussiëren? Of
wijsheid en uitroeiing zoeken? 52 Toen zei Nan-yϋeh:"Als je de zittende
boeddha beoefent, is boeddha geen bepaald kenmerk. 53 Zo moet dat wat gezegd moet worden, gezegd worden. De
reden dat de zittende boeddha één of twee boeddha’s is, 54 is dat hij zich
versierd met geen bepaald kenmerk. Wanneer hij, Nan-yϋeh, hier zegt dat de
boeddha geen bepaald kenmerk heeft, beschrijft hij het kenmerk van de boeddha.
Omdat hij een boeddha is zonder bepaald kenmerk, is hij moeilijk te vermijden.
Daarom, omdat dit versierd is met dit kenteken van ‘boeddha is geen bepaald
kenmerk’, ben je als je zazen beoefent een zittende boeddha. Wie zou ‘in een
niet permanent verschijnsel’ zoals Nan-yϋeh vervolgt, iets aangrijpen of iets
afwijzen als niet-de-boeddha? 55 Wie zou het aangrijpen of afwijzen als de
boeddha? Omdat zazen alle aangrijpen en afwijzen heeft afgeworpen, is het een
zittende boeddha. "Als je de zittende boeddha beoefent, is dat de boeddha
doden.” Dit betekent dat we, als we de notie van de zittende
boeddha verder onderzoeken, vinden dat zij de verdienste heeft van het doden
van een boeddha. Op het precieze moment dat we een zittende boeddha zijn, doden
we de ‘boeddha’. Inderdaad, als we dit vervolgen, vinden we dat de 32 kenmerken
en de 80 tekenen en de lichtende straling van het doden van de boeddha altijd
een zittende boeddha zijn. Hoewel het woord ‘doden’ hier gelijk is aan het
woord dat gewone mensen gebruiken, is de betekenis niet hetzelfde. We moeten
verder onderzoeken op welke wijze een zittende boeddha Boeddha doodt. Het
gegeven oppakkend dat het op zich zelf een deugd van de boeddha is om Boeddha
te doden, moeten we bestuderen of wij moordenaars zijn of niet. 56 "Als je hecht aan het kenmerk van zitten, bereik je zijn
essentie niet. 57 Het ‘hechten aan het kenmerk van zitten’ betekent hier
het kenmerk van het zitten afwijzen terwijl je het kenmerk van het zitten
raakt. 58 De waarheid is dat je door te zitten als een zittende boeddha er niet
aan ontkomt ‘het kenmerk van het zitten te bewerkstelligen’. Omdat we er niet
aan ontkomen het kenmerk van het zitten te bewerkstelligen, is ons
bewerkstelligen van het kenmerk van het zitten – omdat het kristal helder is
want niets anders dan zichzelf – ‘het volledig doordringen in het principe van het
zitten van de boeddha’. 59 Deze soort geconcentreerde inzet wordt genoemd ‘het
afwerpen van lichaam en geest’. Degene die nooit hebben gezeten spreken niet op deze
manier. Het behoort tot de tijd van het zitten en tot de man die zit, tot de
zittende boeddha en de beoefening van de zittende boeddha. Het zitten dat zich
voordoet wanneer de gewone man zit 60 is niet het zitten van de zittende
boeddha. Hoewel het zitten van een man vanzelf sprekend lijkt op een zittende
boeddha of het zitten van een boeddha, is dit als het geval van ‘het maken van
een boeddha’ 61 door iemand of van iemand die een boeddha maakt: hoewel er
mensen zijn die ‘een boeddha maken’, ‘maken’ niet alle mensen ‘boeddha’s’ en is
de benaming boeddha’s evenmin van toepassing op alle mensen. Omdat ‘alle
boeddha’s niet eenvoudig gelijk staat met ‘alle mensen’, is een mens op geen
enkele wijze een boeddha en een boeddha op geen enkele wijze een mens.
Hetzelfde geldt voor een zittende boeddha. We hebben hier in Nan-yϋeh en Chiang-hsi dus een superieure
leraar en een sterke leerling: Chiang-hsi is degene die ‘een boeddha maken’
bevestigt als ‘een zittende boeddha’ en Nan-yϋeh is degene die ‘de zittende
boeddha’ uitduidt als ‘een boeddha maken’. Dit soort geconcentreerde inzet was
aanwezig in de gemeenschap verzameld onder Nan-yϋeh; en zodanige woorden waren
aanwezig in de gemeenschap verzameld onder Yϋeh-shan. We moeten ons realiseren
dat het de zittende boeddha is die boeddha na boeddha en patriarch na patriarch
beschouwd hebben als hun essentiële activiteit.De boeddha’s en
patriarchen hebben deze essentiële praktijk beoefend, terwijl zij die dat niet
gedaan hebben er zelfs niet van gedroomd hebben. Zeggen dat de Boeddha-Dharma
is overgedragen van de Westelijke Hemels 62 naar de Oostelijke Aarde 63 houdt
de overdracht van de zittende boeddha in, want de zittende boeddha is de
essentiële functie ervan. En waar de Boeddha-Dharma niet overgedragen wordt,
wordt ook zazen dat niet. Wat van opvolger tot opvolger is overgedragen, is
precies deze boodschap van zazen; iemand die niet deel heeft aan de unieke
overdracht van deze boodschap is geen boeddha of patriarch. Wanneer men geen
duidelijkheid heeft over dit ene verschijnsel, zazen, heeft men geen
duidelijkheid over de tienduizend verschijnselen of over de tienduizend vormen
van doen. En zonder duidelijkheid over ieder van deze verschijnselen 64 kan men
niet zeggen dat men een helder oog heeft. Dan heeft men de Weg niet bereikt 65;
hoe zou men dan het heden of verleden in de afstemming van de boeddha’s en patriarchen kunnen vertegenwoordigen?
Hierdoor moeten we er wel stevig van overtuigd zijn dat de boeddha’s en
patriarchen altijd zazen overdragen. Verlicht worden door het stralende licht van de boeddha’s
en patriarchen wil zeggen dat men zijn inspanningen concentreert op het
onderzoeken van zazen. Er zijn dwazen die het stralende licht van de Boeddha
misverstaan en denken dat het als de straling van de zon of de maan of het licht van een parel of een
vuur moet zijn. Maar het licht van zon en maan is niet meer dan een kenmerkend
gevolg van een eerdere handeling binnen het kader van de transmigratie door de
6 bestemmingen; het is niet te vergelijken met het stralende licht van de
Boeddha. Het stralende licht van de Boeddha wil zeggen: een enkele zin ontvangen
en horen, een enkele lering 66 handhaven en bewaren, deelnemen aan de enkele
overdracht van zazen. Zo lang men niet verlicht wordt door het stralende licht
van de Boeddha, handhaaft men niet, heeft men niet aanvaard de Boeddha-Dharma.
67 Terwijl dit zo is hebben door de geschiedenis heen
weinigen zazen als zazen verstaan. En nu zijn er in de bergen van het China van
de grote Sung velen van hen die hoofden zijn van de belangrijkste kloosters die
zazen niet verstaan en niet beoefenen. Misschien zijn er enkelen die het goed
hebben verstaan, maar niet velen. Natuurlijk hebben de kloosters vast tijden
voor zazen, vatten de monniken, te beginnen bij de abt, zazen op als
fundamentele taak, en moedigen de lerarenleiding gevend aan de leerlingen aan
tot de beoefening van zazen. Niettemin zijn er maar weinig abten die zazen
verstaan. Om deze reden, hoewel er vanaf de oudste tijden tot op
heden een of twee eerwaarde monniken zijn geweest die teksten geschreven hebben
die bekend staan als ‘Uitspraken over zazen’, ‘Regels voor zazen’ of
‘Aansporingen tot zazen’ is er onder hen bij geen van de eerste soort iets de
moeite waard om in ogenschouw te nemen, en zijn die van de tweede soort
onwetend over hoe het moet. Zij werden geschreven door mannen die de unieke
overdracht niet verstonden en er geen deel aan hadden. Zo zijn de ‘Aansporingen tot zazen’ in de
Ching-te ch’uan teng lu 68 en de ‘Uitspraken over zazen’ in de Chia-t’ai p’u
teng lu 69. Wat jammer dat zij, hoewel zij hun levens doorbrachten in de wouden
van de tien richtingen, zelfs niet de geconcentreerde inzet voor één enkele
zitting hebben gehad – dat zitten hun niet eigen was en dat geconcentreerde
inzet hen nooit ontmoette. 70 Dit is niet omdat zazen hun lichamen en geesten
afwees maat omdat zij niet streefden naar de ware geconcentreerde inzet en
overijld in verwarring verzeild raakten. Wat zij in hun teksten verzameld
hebben zijn niets dan modellen om terug te keren naar de bron en om te keren
naar de oorsprong, vergeefse programma’s voor het stoppen met nadenken en tot stilstand komen in rust. 71 Zulke opvattingen van meditatie komen niet
toe aan de stadia van waarneming, training, doordringen en oefening 72, of aan
het begrip van hen die zich op de weg van van de tien stadia bevinden 73 of van
de zuivere verlichting 74; hoe zouden ze dan de enkele overdracht van het zazen
van de boeddha’s en de patriarchen kunnen zijn? De kroniekschrijvers van het
China van de Sung deden er verkeerd aan deze teksten te noteren, en latere
studenten moeten ze wegwerpen en niet lezen. Noten.29 - De beroemde Ma-tsu Tao-i
(709-788), zie elders.30 - Zenmeester Ta-Hui was
de postume titel van Nan-yϋeh Huai-jang (677-744), de beroemde leerling van Hui-neng,
de Zesde Patriarch. De Lin-chi en de Kuei-yang sektes, twee van de vijf
belangrijkste sektes binnen de zuidelijke zenschool, stamden af van de lijn van
Nan-yϋeh.31 - Dit biografische element,
gehaald uit het vervolg van de tekst waaruit Dógen citeert, haalt hij naar
voren om de suggestie te wekken - wat het origineel niet doet – dat Ta-chi's
verlichting op het moment dat het verhaal speelt a door zijn meester bekrachtigd
was.32 - Je zou dit woord 'voorstellen'
ook kunnen weergeven met '(uit)zoeken, voorhebben, (na)denken'. Belangrijk element
is het ‘willen bereiken', het 'streven'.33 - Dit is de gewone manier
om deze vraag weer te geven. In feite is de weergave van Dógen echter anders: 'Zazen
is dat zoeken wat het Wat is'. Met andere woorden: zazen is zelf de verwerkelijking
van het Wat.34 - Verwijzing naar het
volgende verhaal. Yeh-kung Tsu-kao van de staat Ch'u (Lente-en-Herfst periode,
722-481 v.C.) was een kenner en verzamelaar van schilderijen en beelden van
draken. Toen een echte draak uit de hemel, geïnspireerd door deze kunstwerken,
zijn huis een keer bezocht, viel Yeh-kuang flauw. Dit verhaal wordt meestal
opgevat als bewijs van de nutteloosheid van afgebeelde draken. Maar Dógen geeft
er zijn geheel eigen wending aan, niet ongelijk aan zijn behandeling van 'geschilderde
rijstkoeken' (Japans: gabyo; ook de naam van een traktaat in De Schatkamer van
het Oog van de Ware Leer), zie bijvoorbeeld in het traktaat Boeddhanatuur.35 - Dichtbij en veraf: de
gebeeldhouwde respectievelijk de werkelijke draak.Een zinspeling op het oude
Chinese gezegde: 'Aan de ogen gewicht geven en de oren licht opnemen is het
voortdurende falen van de gewone man.'Ook hier is de traditionele
weergave vertaald; Dōgen geeft echter letterlijk weer: ‘Je iets voorstellen is
een boeddha maken' ofwel: 'voorstellen' is (al) boeddhaverwerkelijking. De hele
paragraaf gaat over dit 'voorstellen' en deze 'boeddhaverwerkelijking' en hun
niet-dualistische relatie.38 - Ofwel van illusie.39 - Wellicht is door
Dōgen met name bedoeld dat om dit afwerpen te bereiken ook het 'zich voorstellen
een boeddha te maken' afgeworpen moet worden. In ieder geval is dit afwerpen geen
louter intellectuele zaak, maar een gecompliceerd proces (verstrengeling).40 - Verwijzing naar het
door Hsiang-yen gestelde beroemde probleem van de man die aan zijn tanden boven
een duizend voet diepe kloof hangt en aan wie gevraagd wordt wat de betekenis
is van Bodhidharma ‘s komst vanuit het Westen: 'Als hij zijn mond opent om te
antwoorden, zal hij zijn lichaam vernietigen en zijn leven verliezen.'Het om elkaar heer winden
van takken, ranken en twijgen is een bekend beeld bij Dōgen (hij wijdde er het
traktaat ‘In elkaar verwikkelde ranken’ aan). Naar aanleiding van het door
Dōgen bewonderde gezegde van zijn leermeester Ju-ching dat de ranken van de
fleskalebas zich rond zichzelf winden, brengt Dógen naar voren dat het bij de ware
beoefening van Zen niet louter gaat om het afsnijden van de wortels van ieder
streven (te weten: in de vorm van het 'onderdrukken' van iedere opkomende
gedachte of begeerte) maar ook om het verstrengelen van verstrengelingen: de
leraar en de leerling, de traditie en de navolger, de Leer (Dharma) en de
boeddhist zijn alle met elkaar verstrengeld en bestaan ook slechts in en als die
verstrengelingen. Het ‘ruimte geven' en 'erkennen'
werken in principe even goed als het 'afsnijden'.) Uiteraard is hierin tevens
een prachtige theorie van de taal en het verstaan gegeven.41 - Ook hier is de traditionele
weergave gebruikt. Dōgen geeft echter weer: 'Het doen van het 'Wat', met de
bekende implicaties: het doen is al de uitdrukking van het Wat, de absolute
realiteit.42 - Letterlijk: Wie zou
zien dat hij een tegel polijstte?43 - Tot de absolute waarheid.44 - Omdat de spiegel er
al is.45 - Er is geen spiegel
dan de handeling van polijsten zelf. De geheel eigen uitleg door Dōgen van het
idee van de plotselinge (spontane of onmiddellijke) verlichting.46 - Ook dit is weer de
traditionele weergave. Bij Dōgen staat er: 'Het Hoe is zoheid'. De implicatie
is: zazen is niet het maken van een boeddha (de gebruikelijke opvatting) maar als
zodanig, dat wil zeggen in zijn zo zijn als het is, al 'boeddha-verwerkelijking'.Een andere vertaling van
deze vraag is: 'Wat is dan juist?'47 - De vraag 'Hoe zit het
dan?' (het 'Zo' van de boeddha-verwerkelijking) lijkt nauw verweven met de
vraag ''Wat moet ik dan doen?' (zoals de traditionele weergave ook vertaald zou
kunnen worden; ofwel het 'Hoe' van hoe moet ik praktisch handelen) maar uit Dōgen ’s uitleg blijkt dat het (het 'Zo') hem in (de
betekenis van) het doen zit, zodat ook hij toch op het doen zelf uitkomt. Zijn
en doen hebben alles met elkaar te maken.48 - Een ondubbelzinnige
zinspeling op de boeddhistische leerstelling van de vergankelijkheid die inhoudt
dat we niet tweemaal in het zelfde water kunnen stappen. De notie van het niet
stromen van water is het bekendst door de aan Fu Ta-shih toegeschreven regel 'De
brug stroomt en het water niet', door Dōgen besproken in zijn traktaat ‘De
Soetra van bergen en wateren’.49 - Letterlijk: het oog. 50 - Het 'uitwerpen van,
enzovoort' is de standaard uitnodiging tot het beantwoorden van een gedicht met
een tegengedicht of antwoordgedicht. Het slaat hier op het heen en weer van de
Zen dialoog. Het 'draaien van het hoofd, enzovoort' verwijst naar de onlosmakelijke
eenheid van hoofd en gezicht, in dit geval onder meer van de stilte en dat waar
de stilte voor staat, in groter verband ook de eenheid van verlichting en verwarring.51 - Letterlijk: zitten en
neerliggen.52 - Nauwe of verre familieverwantschappen:
mogelijk een zinspeling op de logische relatie tussen ons (menselijke) zitten
en zazen (van de Boeddha).Wijsheid en Uitroeiing
(van de geestelijke tekortkomingen): de twee voornaamste kenmerken die een
boeddha van een gewoon mens onderscheiden.Dogen lijkt hier min of
meer als volgt te redeneren. Hoewel zazen in principe de handeling van een
zittende boeddha is, niet louter menselijk zitten, hebben we toch (op het moment
dat we vatten waarom dat zo is) oog voor het 'hogere' zelf - te weten het inherente
boeddhaschap - dat zelfs in ons menselijke zitten aanwezig is, sterker nog,
begrijpen we dat in het licht hiervan het onderscheid tussen ons zitten en de meditatie
van de boeddha. tussen onwetendheid en verlichting , niet absoluut is.53 - Een verwijzing naar
de leer van de leegheid in de volmaakte wijsheidsliteratuur waar - zoals in de Diamant-soetra
- gesteld wordt dat het ware kenmerk van de Boeddha niet de 32 grote en 8o kleinere
fysieke kenmerken van zijn spirituele uitmuntendheid zijn maar: dat het-juist
zijn vrij zijn van alle kenmerken is.54 - Dat wil zeggen dat
alle zittende boeddha’s op elkaar lijken.55 - Verwijzing naar het
volgende antwoord van Nan-yϋeh aan Ta-chi: 'In een niet permanent verschijnsel
(letterlijk: dharma) moet er geen aangrijpen of verwerpen zijn. 'Het niet blijvende
verschijnsel is nauw verwant aan de leerstelling dat alle verschijnselen zonder
blijvende natuur zijn. De (aangrijpende en afwijzende) mens valt uiteraard
evengoed in deze categorie van het niet permanente verschijnsel als de
verschijnselen buiten de mens.56 - Deze passage zinspeelt
uiteraard op één van de beroemdste Zen-uitspraken: 'Als je de Boeddha ontmoet,
dood de Boeddha; als je een patriarch ontmoet, dood de patriarch' (Lin-chi; Japans:
Rinzai). Door hier te spelen met de parallellie met de 'zittende boeddha' suggereert
Dōgen dat de boeddha hierin zowel subject als object is.57 - Dit is opnieuw de
traditionele weergave die er volgens velen op neer komt dat men de fysieke
houding niet moet overdrijven. Dōgen ’s weergave is echter: 'Het kenmerk van
het zitten bewerkstelligend, doordring je het principe van het zitten van de
Boeddha volledig'. Dat wil zeggen hij gebruikt het woord shu, 'hechten aan', in
zijn tweede betekenis 'bewerkstelligen, erbij blijven'.58 - Dōgen geeft, als zo
vaak, aan de negatieve uitspraak een positieve inhoud.59 - Ook hier verricht Dōgen
een omzetting: het 'niet' van 'bereikt het principe niet' wordt opgevat als het
niet-dualistische niveau dat het doordringen en niet-doordringen beide omvat en
overstijgt, dus 'totale doordringing'. Ook hier geldt dus dat verlichting en
verwarring niet hetzelfde zijn maar dat verlichting de verwarde werkelijkheid
niet negeert, wel verlicht.60 - Letterlijk: zit of
neerligt.61 - Dat is: het worden van
een boeddha.62 - India.63 - China.64 - In deze context wordt
het meervoudig voorkomende 'dharma' vertaald door respectievelijk Leer, verschijnsel(en),
lering. De hele Dharma, de hele Leer (Werkelijkheid, Wet,
Waarheid) wordt immers dharma voor dharma, verschijnsel voor verschijnsel, lering voor lering
verwerkelijkt.65 - Dat is verwerkelijkt.60 - Dharma.67 -
Het 'stralende licht' van de Boeddha slaat zowel op zijn 'fysieke'
lichaamsaura als op de uitstraling die zijn innerlijke volmaakte wijsheid heeft
en waarmee hij de wereld 'verlicht'. Ook in zijn gelijknamige traktaat ‘Het
stralende licht’ bestrijdt Dogen de zichtbaarheid ervan.De 'zes bestemmingen' of 'zes werelden' zijn
samen de wereld van samsàra.In het spraakgebruik van Zen is 'een enkele
zin' een uitdrukking van verlichting.68 - .Japans: Keitoku-dento-roku, uit 1004;
bestaande uit 30 secties met daarin de biografieën van in totaal 1701 Indiase
en Chinese Zenmeesters. In de Laatste rol ervan bevindt zich een 'Tso-ch'an
chen'.69 - Samengesteld in 1204: het bevat een 'Tso-ch'an
ming'.70 - Mogelijk een zinspeling op het nooit
ontmoeten van hun ware zelf. NB. Dōgen
maakt de oefening van het zitten hier tot subject dat ons ontmoet en kiest.71 - Hierdoor stellen ze volgens Dōgen ten onrechte de 'oorspronkelijke
geest' (dualistisch) tegenover de nog in verwarring verkerende geest. Een
belangrijk punt voor Dōgen. 72 - Ongeveer te lezen als: tot inzicht komen,
zich zuiveren, door voortdurende oefening vrijheid van geest ontwikkelen, meditatie
beoefenen. Dit waren de vier stadia, zoals ze geleerd werden in de Japanse
boeddhistische Tendai-sekte.73 - De bodhisattva's. De tien stadia op weg naar
wijsheid zijn: (1) zichzelf en anderen goed doen, (2) vrijheid van iedere bezoedeling, (3) het licht van de wijsheid uitstralen, (4) gloeien van wijsheid, (5) de grootste moeilijkheden overwinnen.(6) de verwerkelijking van wijsheid, (7) ver voortschrijden, (8) de verwerving van onbeweeglijkheid, (9) de verwerving van wijsheid die past bij
iedere situatie,(10) het vermogen om de leringen over het hele
universum te verspreiden zoals wolken de lucht bedekken.74 - Het eenenvijftigste stadium op weg naar
het hoogste boeddhaschap, dat het tweeënvijftigste en laatste is.
Zazenshin 3 Aansporing
tot zazen. door
Cheng-chueh, bij keizerlijke aanwijzing de Zenmeester Hung-chih.Uit:
‘Dogen Kigen. De Schatkamer van het oog van de ware leer’. B Koole. Onder de
[geschriften met de naam] 'Aansporing) tot zazen’ Is het enige dat [een uitdrukking is van] de
boeddha's en de patriarchen dat van de
overste Cheng-chueh, de Zenmeester Hung-chih 75 van het
Ching-te Klooster in T'ien-t'ung, de vermaarde berg T'ai-po,in het
district Ching-yuan in [het China van] de Grote Sung. Dit is een
[ware] 'Aansporing tot zazen'. Deze zegt het goed. Zij alleen
straalt haar licht uit over de buitenkant en in het
binnenste van de werkelijkheid 76. Zij is [de
uitspraak van] een boeddha en een patriarch temidden
van de boeddha’s en de patriarchen van verleden en heden. Vroegere boeddha's en
latere boeddha's zijn aangespoord door deze 'Aansporing': huidige patriarchen
en vroegere patriarchen komen vanuit deze
'Aansporing' te voorschijn. Hier
is die 'Aansporing tot zazen': Aansporing tot zazen door Cheng-chueh, bij
keizerlijke aanwijzing de Zenmeester Hung-chih. Essentiële functie van alle boeddha s,Functionerende essentie van alle patriarchen -Zij kent zonder de dingen aan te raken,Zij verlicht zonder de dingen tegemoet te
treden.Kennend zonder de dingen aan te raken,Is haar kennis naar haar aard subtiel:verlichtend zonder de dingen tegenmoet te treden,Is haar verlichtíng naar haar aard wonderbaarlijk.Haar kennis, naar haar aard subtiel,Is altijd zonder onderscheid makende gedachte;Haar verlichting, naar haar aard wonderbaarlijk,Is altijd zonder voorteken van [ook maar] een
haarbreedte. Altijd zonder onderscheid makende gedachte Is haar kennis zeldzaam zonder gelijke Altijd zonder voorteken van [ook maar] een
haarbreedte, Begrijpt haar verlichting zonder grijpen.Het water is helder rechtdoor tot de bodem,Een vis gaat langzaam voort.De lucht is uitgestrekt zonder horizon,Een vogel vliegt ver, ver weg. De
aansporing in deze 'Aansporing tot zazen' betekent de manifestatie van de grote
functie, het optreden voorbij gezicht en gehoor, het is het tijdsgewricht
voordat jullie ouders geboren waren. Het betekent dat we de boeddha's en
patriarchen maar beter niet kunnen belasteren, dat we niet vermijden ons lichaam
te vernietigen en ons leven te verliezen; het is een hoofd van drie voet en een
nek van twee duim. 77 Essentiële
functie van alle boeddha’s,De boeddha's
beschouwen de boeddha's altijd als hun essentiële functie; dit is de
essentiële functie die hier is verwerkelijkt; dit is zazen. Functionerende
essentie van alle patriarchen -Mijn meester
had niet zo'n gezegde - dit principe is (wat hier bedoeld is met) de
patriarchen. [Hierin is het dat] de Leer en de mantel worden overgedragen. De
gezichten [die zich afwenden] wanneer we ons hoofd omdraaien en het gezicht afwenden,
zijn de essentiële functie van alle boeddha's: de hoofden [die omdraaien] wanneer
we ons gezicht afwenden en het hoofd omdraaien, zijn de functionerende essentie
van alle patriarchen. 78 Zij
kent zonder de dingen aan te raken,Kennen
betekent hier natuurlijk niet waarneming; want waarneming is van geringe maat.
Het betekent ook geen begrip; want begrip is een [kunstmatige] constructie. Daarom is dit
'kennen’ ‘de dingen niet aanraken', en dit 'de dingen
niet aanraken’ ‘kennen'. Het is
niet op te vatten als universele kennis; evenmin als zelfkennis 79. Dit 'de dingen
niet aanraken' betekent: wanneer ze in het licht komen raak ik ze in het licht,
wanneer ze in het duister komen, raak ik ze in het duister. 80 Het
betekent zitten en de huid waarmee je uit je moeder geboren bent, doorbreken. 81 Zij
verlicht zonder de dingen tegemoet te treden.Dit verlichten
betekent niet het verlichten van lichtschijnsel of van spirituele verlichting:
het betekent eenvoudig 'zonder de dingen tegemoet te treden'. [In deze
betekenis] verandert het verlichten niet in het object want het object zelf is
verlichten. 'Zonder de dingen tegemoet te treden' betekent dat het nooit verborgen
is door de hele wereld heen, dat het niet te voorschijn komt wanneer je de wereld
breekt. Het is subtiel; het is wonderbaarlijk; het is interactief terwijl het
niet interactief 82 is. Haar
kennis, naar haar aard subtiel,Is
altijd zonder onderscheid makende gedachte;Gedachte
is zelf kennen, zonder afhankelijkheid van een anders kracht.Haar kennen
is haar vorm, en haar vorm is de bergen en rivieren. Deze bergen
en rivieren zijn subtiel, en deze subtiliteit is wonderbaarlijk. Wanneer we haar
gebruiken, is zij springlevend [als een dartelende vis]. Wanneer we een draak worden,
doet het er niet toe of we in of buiten de Yu Poort zijn. Om dit eenmalige kennen
in de geringste mate ten nutte te maken, moeten we de bergen en rivieren van de
hele wereld opnemen en kennen met al onze kracht. Zonder de bergen en rivieren
intiem te kennen, hebben we niet een eenmalig kennen of een half begrip. We moeten de
late komst van het onderscheid makende denken niet beklagen: de boeddha's van het
vroegere onderscheid maken zijn al verwerkelijkt. 'Altijd
zonder' betekent hier 'vroeger'; 'vroeger' betekent 'al verwerkelijkt'. Daarom
betekent 'altijd zonder onderscheid makende gedachte' dat je
geen enkele persoon ontmoet. 83 Haar
verlichting, naar haar aard wonderbaarlijk,Is
altijd zonder spoor van [ook maar] een haarbreedte.'Een
haarbreedte' hier betekent de hele wereld; toch is
zij 'naar haar aard wonderbaarlijk', naar haar aard 'verlichtend'. Daarom is
het alsof zij nooit naar buiten is gebracht. De ogen moeten niet betwijfeld worden
noch de oren vertrouwd. Je moet de essentiële betekenis ophelderen los van de
zintuigen; kijk niet naar woorden om de regel te vatten - dit is [wat bedoeld
is met] 'verlichtend'. Daarom is het 'zonder gelijke'; daarom is het 'zonder grijpen'.
Dit is bewaard als 'zeldzaam' en gehandhaafd als 'begrijpend', maar ik heb er twijfels
over. 84 Het
water is helder rechtdoor tot de bodem,Een
vis gaat langzaam voort.'Het water
is helder': het water dat van doen heeft met de lucht komt niet 'rechtdoor tot de
bodem' van 'helder water'; nog minder
is datgene wat heldere, diepe poelen vormt in de uit vaten bestaande wereld het
water van 'het water is helder'. Dat wat geen
kust heeft aan zijn grens dat is wat bedoeld wordt met 'helder water' dat
'rechtdoor tot de bodem' doordrongen wordt. Als een
vis door het water gaat, is het niet dat hij niet gaat; toch is,
hoeveel tienduizenden de mate van zijn vooruitgaan ook zou zijn, zijn gaan onmetelijk,
onuitputtelijk. Er is geen
kustlijn waardoor het gepeild wordt; er is geen lucht waarheen het opklimt, geen
bodem waarheen het neerzinkt. En daarom is er niemand die de maat ervan kan nemen.
Als we deze maat proberen te bespreken, is [het enige wat we kunnen zeggen dat]
het enkel 'helder water' [is] dat 'rechtdoor tot de bodem doordrongen' wordt. De verdienste
van zazen is als de vis die voortgaat: wie kan de mate [van zijn vooruitgaan]
berekenen in duizenden of tienduizenden? De mate van het gaan dat 'rechtdoor
tot de bodem' doordringt is [als die van], de weg van de vogel waarlangs het
lichaam als geheel niet gaat. 85 De
lucht is uitgestrekt zonder horizon,Een
vogel vliegt ver, ver weg.[De uitdrukking]
'de lucht is uitgestrekt' hier heeft niets van doen met het luchtruim: de 'lucht'
die van doen heeft met het luchtruim is niet de 'uitgestrekte lucht'. Nog
minder is [de ruimte] die zich hier en daar: naar alle zijden uitstrekt de 'uitgestrekte
lucht'. Noch verborgen noch openbaar, zonder buitenkant en zonder binnenkant -
dit is wat bedoeld wordt met de 'uitgestrekte lucht'. Wanneer de
'vogel' door deze lucht 'vliegt', is het de enkele dharma van het 'vliegen' in
de 'lucht'. Dit gedrag van het vliegen in de lucht kan niet gemeten worden: door
deze lucht vliegen is de hele wereld, want het is de hele wereld die door de
lucht vliegt. Hoewel we niet weten hoe ver dit 'vliegen' gaat, om uit te
drukken wat onze berekening te boven gaat, noemen we het 'ver, ver weg'. Dit is
[gelijk aan het gezegde] je moet weggaan zonder een riem onder je voeten'. Wanneer de
lucht wegvliegt, vliegt de vogel weg; wanneer de vogel wegvliegt, vliegt de
lucht weg. Om het onderzoek naar dit wegvliegen uit te drukken, zeggen we: 'Het
is gewoon hier.' Dit is de aansporing tot de onbeweeglijke staat [van zitten]:
door middel van hoeveel tienduizenden maten [wel niet] drukt het dit 'het is gewoon
hier' uit. 86 Zo dan is
de 'Aansporing tot zazen' van de Zenmeester Hung-chih. Onder de
eerwaarde [monniken] door alle generaties heen is er nooit een 'Aansporing tot
zazen' geweest als deze. Als de stinkende huidzakken in alle kwartieren een
poging zouden ondernemen om een 'Aansporing tot zazen' tot uitdrukking te brengen
als deze, zouden ze dat niet kunnen, al zouden ze zich uitputten in de
inspanningen van één of twee levens. Dit is de
enige 'Aansporing' in enig kwartier; er is geen andere te vinden. Wanneer hij
de hal betrad [om een lezing te houden], zei mijn
vroegere meester vaak: 'Hung-chih is een oude boeddha'. Over geen
enkele andere persoon zei hij dit ooit. Wanneer men
het oog heeft om een man te kennen, zal men de stem van de boeddha's
en de patriarchen evengoed kennen. Naar waarheid weten we dat er
boeddha’s en patriarchen zijn in [de lijn van] Tung-shan. 87Nu, zo'n
tachtig jaar na [de dagen van] de Zenmeester Hung-chih,schrijf
ik, zijn 'Aansporing tot zazen' lezend, mijn eigen ['Aansporing'].De datum
is de achttiende dag van de derde maand in [het Jaar] Mizunoetora, het derde
jaar van Ninji [19 april 1242]; als we terugrekenen van dit jaar naar de
achtste dag van de tiende maand in het zevenentwintigste jaar van [het tijdperk
van de Zuidelijke Sung van] Shao-hsing [1157, het jaar dat Hung-chih stierf], zijn
er precies vijfentachtig jaar. De 'Aansporing
tot zazen' die ik nu samenstel is als volgt: Aansporing
tot zazen Essentiële functie van alle boeddha's.Functionerende essentie van alle patriarchen Zij is aanwezig zonder denken,Zij wordt voltooid zonder interactie.Aanwezig zonder denken,Is haar aanwezigheid naar haar aard intiem;Voltooid zonder interactie,Wordt haar voltooiing naar haar aard verwerkelijkt.Haar aanwezigheid naar haar aard intiem,Is altijd zonder enige vlek of bezoedeling;Haar voltooiing naar haar aard verwerkelijkt,Is altijd zonder rechtop of gebogen.Intimiteit altijd zonder vlek of bezoedeling,Werpt haar intimiteit 88 af zonder af te danken;Verwerkelijking altijd zonder rechtop of gebogen,Spant haar verwerkelijking zich in zonder af
te beelden.Het water is helder recht door de aarde heen.Een vis gaat vooruit als een vis.De lucht is uitgestrekt tot recht in de
hemelen,Een vogel vliegt gewoon als een vogel. 89 Niet dat
de 'Aansporing tot zazen' van de Zenmeester Hung-chih het niet juist
gezegd heeft, maar het kan ook op deze wijze gezegd worden.Boven alles
moeten de afstammelingen van de boeddha's en depatriarchen
zazen beoefenen als de ene grote aangelegenheid. Dit is het zuivere
zegel van de enkele overdracht.Opgeschreven
in de Kosho-Horin-ji Tempel op de achttiende dag vande derde maand.
Mizunoetora, het derde jaar van Ninji [19 april 1242].Onderwezen
aan de verzamelde monniken in de Yoshimine Tempel.in [het
district] Yoshida, in [de provincie] Echizen, in de elfde maand, in de winter
van Mizunotou, in het vierde jaar van NinJi [december1243 - januari 1244] . Noten.75 Hung-chih Cheng-chüeh (Japans: Wanshi
Shögaku; 1091-1157) trad in de orde op de leeftijd van elf jaar. Na studie
onder verschillende meesters werd hij dharma-erfgenaam van Tan-hsia Tsu-ch'un
(ca 1064-1117). In 1129 werd hij abt van T'ien-t'ung waar hij veel aandacht
besteedde aan het herstel van het klooster.aan het onderricht en aan de schriftelijke
traditie waarvoor hij een koan-collectie samenstelde, de Tsung-jung lu (Japans:
Shoyo-roku). T'ien-t'ung was het klooster waar Dógen onder de abt Ju-ching
verlichting ervoer.76 Letterlijk: dharma.77 Een serre klassieke citaten uit de
Zen-literatuur die alle zinspelen op de verlichting.78 'Niet zo'n gezegde': dat wil zeggen
het ware patriarchaat ligt aan woorden voorbij. De passage en haar uitleg lijkt
op de samenhang van 'substantie' en 'functie' of van 'essentie' en 'uitdrukking'.79 Of: aangeboren kennis. 8o Een citaat uit een dialoog van de
Zen-monnik P'u-hua en Lin-chi (Japans: Rinzai).80 Dat wil zeggen het fysieke lichaam overstijgen.82 Tegelijk onafhankelijk en wederzijds afhankelijk.83 Deze uitdrukking 'ontmoet je geen
enkele persoon' verwijst naar de beroemde definitie van 'de weg van de vogels' van
Tung-shan Liang-chieh. daarop namelijk 'ontmoet men niemand' want hij is 'zonder
een spoor achter te laten'.De Yu Poort verwijst naar het punt op
de Gele Rivier waar voorbij de klimmende karpers in de legende draken worden. hier
wellicht een verwijzing naar het punt van verlichting. 'Springlevend' is de
vertaling van het onomatopoëtische woord (Japans:) kappatsupatsu. De passage schijnt als volgt te
duiden. Het 'subtiele kennen' van de boeddha’s onderscheidt ieder verschijnsel
helder. Dit 'hogere' kennen is niet iets waarop we moeten wachten, het is al verwerkelijkt
in de kracht om onderscheid te maken('de boeddha’s van het vroegere onderscheid
maken') die in iedere geest aanwezig is. Deze kracht wordt in iedere gewone waarneming
al verwerkelijkt. De spirituele oefening van wie dit begrijpt is zo vrij als Tung-shans
‘weg van de vogels'.84 De 'twijfels' hier verwijzen wellicht
naar Lin-chi's antwoord op de eerder geciteerde uitspraak van de monnik P'u-hua
(zie noot 80), waarin Lin-chi zegt 'er zit hier meer aan vast dan het oog ontmoet’.'Voorteken' zinspeelt wellicht op verlichting
als de kennis die 'voorafgaat' aan alle dingen, of juist op het 'spoorloze' ervan.'Het niet betwijfelen van de ogen' zou
kunnen slaan op de kennis die aanwezig is in de gewone zintuiglijke ervaring:
'het niet vertrouwen van de oren' op het feit dat we die reeds aanwezige verlichting
dan wel moeten weten te 'vinden'.Zij ligt in de 'betekenis' die verder
reikt dan de letterlijke ‘woorden'.85 De laatste zin verwijst naar een
uitspraak van Tung-shan dat '(het oorspronkelijke gelaat) niet de weg van een
vogel volgt'.De eerdergenoemde ‘wereld die bestaat
uit vaten' ofwel de 'vatenwereld' verwijst naar de natuurlijke wereld gezien als
houder of vat met levende wezens.'Rechtdoor tot de bodem' kan ook in
het Chinese origineel (tettei) een letterlijke en een figuurlijke betekenis hebben.86 'Het is gewoon hier' verwijst naar de
dialoog tussen Po-chang en Ma-tsu over een voorbijvliegende troep wilde ganzen.
Toen Ma-tsu vroeg waar de ganzen heen vlogen, zei Po-chang dat ze 'voorbij' waren
gevlogen; daarop pakt Ma-tsu zijn neus vast, draaide die om en zei: Je zegt dat
ze voorbij zijn gevlogen maar vanaf het begin zijn ze gewoon hier.'De uitdrukking ‘je moet weggaan zonder
een riem onder je voeten' stamt uit Tung-shans uitleg over hoe men zijn weg
van de vogel' zou moeten volgen en betekent zoveel als 'gaan zonder een
spoor achter te laten, namelijk van de sandaalriemen. Het teken (Chinees: ku) voor 'lucht'
dat Cheng-chueh gebruikt in zijn 'Aansporing' is hetzelfde dat de boeddhisten gebruiken
voor 'leegheid'.Vergelijk bij deze passage de alinea's
over vissen en vogels in het traktaat De werkelijkheid van verwerkelijking.87 Te weten de Ts'ao-tung lijn (Japans:
Sōtō) van Hung-chih (de beroemdste overste van het klooster T'ien-t'ung waar
Dógen onder Ju-chinq oefende) en Dogen. Dógen citeert Ju-ch'ings waardering voor
Hung-chih ook elders. Deze Ts'ao-tung lijn stamt af van en ontleent haar naam
aan de Zenmeesters Tung-shan Liang-Chieh (Japans:Tōzan Ryōkai; 807-869) en diens
leerling, Ts'ao-shan Pen-chi (Japans: Sōzan Honjaku; 840-901). 'Ts'ao-tung' is
dus een samentrekking.88 Grammaticaal onderwerp.89 Dōgen vlecht in zijn versie van de 'Aansporing'
talrijke bekende termen uit het Zen-onderricht in. 'Aanwezig' en 'voltooid'
zijn de twee elementen van het Japanse woord 'genjo', verwerkelijken/verwerkelijking.
'Intiem' en 'verwerkelijking' komen van het Japanse shinsho. 'intieme verwerkelijking/grondige
verlichting' - een term voor verlicht begrip waaraan Ta-hui grote waardering hechtte.
'Vlek of bezoedeling' is de vertaling van 'senna', beroemd uit de uitspraak 'De
weg hangt niet af van beoefening; bezoedel haar echter niet' - woorden die vaak direct tegen mediteren
gericht zijn (zoals bij Ta-hui). 'Rechtop of gebogen' (Japans: shohen) zijn termen
die het absolute en relatieve aanduiden in het beroemde schema van de vijf rangen
(Chinees: wu wei) dat ontwikkeld werd door Tung-shan en Ts'ao-shan en waarover
Hung-chih een waarderend vers schreef.