Mens-Zijn Vertrouwen

Mens-zijnVertrouwen
Een mens heeft van nature behoefte aan contact met zijn medemens. We zijn vanaf aanvang van het leven ontvankelijk voor nabij en warm, ‘huid-op-huid’ contact. Én zijn hier zeer afhankelijk van. Een baby die dit krijgt en voelt, ontwikkelt de tast. Levenslust en levenskracht kunnen ontstaan.
En als gevolg een onbevangen plezier om de wereld, een ander mens te ont-moeten.
Om tegemoet te komen aan deze behoefte dient het jonge mensje omringd te zijn door de intieme aanwezigheid van dierbaren. Intiem wil zeggen: in de persoonlijke leefsfeer komend. Frans Veldman, grondlegger van de haptonomie, zegt in zijn boek: ‘Levenslust en levenskunst’ dat dit mensen zijn:·    die hem na staan en op wie hij zich in affectieve genegenheid kan richten, naar wie hij zich kan toewenden, met wie hij zich kan identificeren.·    in wiens bijzijn hij zich mag ‘blootgeven’ maar evengoed ook een zekere afstand mag bewaren.·    aan wie hij zijn volle vertrouwen zal kunnen schenken. En bij wie hij zich in een liefdevol-bevestigende sfeer welkom en aanvaard weet.·    door en bij wie hij zich zeker voelt en weet.·    door wie hij zich geliefd voelt en die hem leren zich –in wederkerigheid- affectief te openbaren. Als je dit bovenstaande allemaal gekregen hebt, bouw je een persoonlijke kring op van mensen met wie je heel dichtbij kunt zijn. Met wederzijds genegenheid en vertrouwen.
Het zijn mensen voor wie je je volledig kunt openstellen, oprecht en zonder masker. Echter: helaas hebben velen van ons dit helemaal niet of (veel) te weinig gekregen.
Het basale onbevangen gevoel van je kunnen, mogen en durven openen voor een nabij contact met een ander mens heeft niet kunnen ontstaan. In plaats daarvan ontstond een afwerende, gesloten, bevangen houding. Met eenzaamheid als gevolg. En een hoop geworstel in het leven……verlangen naar alsnog de warme nabijheid én (grote) angst ervoor. In meer of mindere mate kennen we dit allemaal. In onze maatschappij bestaat er heel erg veel ‘pseudo-intimiteit’ (zie tv) en intimidatie. Het begrip intimiteit wordt misbruikt voor elke gedeeltelijk of geheel op seksualiteit gerichte ontmoeting. En het prachtige van werkelijk oprechte tederheid en intimiteit verdwijnt daarmee steeds meer uit de maatschappij (verharding). Er bestaat een verwarrende associatie van tederheid met erotiek. Onder intimiteit kun je verstaan:·    de manier waarop een mens vrij en onbevangen, zelfstandig, zichzelf kan zijn.·    de specifieke expressies, gebaren die bij handelingen of gedragingen horen die gericht zijn op het contact met de ander, een appèl doend op wederkerigheid, gericht op een samen-zijn.·    de oprechte innige vertrouwdheid, waarin een mens zich kan laten zien en voelen. Intieme toenaderingen die hier niet onder vallen, horen tot de  pseudo-intimiteit.
Bv het ‘zich intimiteiten veroorloven’: intimiteit ontaardt hier in een soort gewelddadig, vernederend, kwetsend of eisend afdwingen. Een dergelijke benadering wordt gekenmerkt door een op zichzelf gericht zijn, die de ander in zijn persoon-zijn ontkent. Geeft geen enkel blijk van tact. Hierbij is geen sprake van intimiteit maar van intimidatie. Komt heel veel voor……en als jij dan een grens aangeeft, loop je ook nog het risico dat jij ‘je aanstelt’, preuts doet, enz enz. We kunnen het niet overdoen in het leven, wel inhalen………
Door de ervaringen opgedaan in het leven is het daarbij dan zo wezenlijk dat we zelf onze grenzen goed leren kennen, leren herkennen en durven uit te spreken. Vanuit respect voor onszelf én zonder de ander af te wijzen!!! Wat een levenskunst is ook dat……Zodat we kunnen blijven voelen of we een ander mens die betrouwenswaardig voor ons voelt wat dichter bij kunnen laten komen. Geraakt durven worden door een nabij en warm contact. Luisterend naar ons eigen tempo en maat. Zodat we gaan herkennen wanneer een warm en nabij contact gebaseerd is op wederkerigheid, op ontmoeten zonder te claimen, te manipuleren, af te wijzen. En ook gaan herkennen wanneer een intimiteit opgelegd, afgedwongen wordt. Of nooit gegeven…….in HARA zijn en blijven, ook onder druk, is hiertoe onontbeerlijk. Vrijwel ieder mens, hoe weinig affectief bevestigd ook, herkent of een ander het goed met hem voor heeft, of er aandacht, warmte in het contact is, of de ander oprecht is.
Het doet ons goed om dit te (leren) herkennen en te waarderen. En zelf ook zo te leren zijn in het contact met anderen. En ook te mogen herkennen als het er (helemaal) niet is. En ernaar te mogen handelen. Innerlijke ruimte en ruimte om mij heen
 Als een mens zich op zijn gemak voelt bij een ander mens, dan voelt hij ruimte om zichzelf te zijn en om samen de ruimte te delen. Er is een gevoel van veiligheid, dat betekent dat hij zich niet anders hoeft voor te doen dan hij is, hij voelt zich  geaccepteerd met zijn kwaliteiten én met zijn ‘fratsen’ . In zijn lijf voelt het aangenaam: zacht, warm en rustig (= in HARA zijn) Hij is graag in gezelschap van die ander.
Er is bij beiden een ontvankelijk zijn voor elkaar.
Dat zal te zien zijn: in de ogen (open, gericht op de ander, zacht), stem (zacht, rustig), houding (luisterend, gericht zijn op elkaar, ontspannen), gebaren
(bedoeld voor de ander), kleur (doorbloed), In zo’n contact bevestigen ze elkaar in hun bestaan en zijn. Er zal steeds meer veiligheid en vertrouwen kunnen ontstaan in elkaar. Dit heeft dan te maken met een onvoorwaardelijkheid. Dit is een diep gevoelde ervaring, waarbij ze er zonder twijfel op vertrouwen dat de ander er voor ze zal zijn, voor zover mogelijk. Er is dan ook letterlijke (geografische)  afstand mogelijk, elkaar een tijd niet zien, want het contact is opgeslagen, wordt meegedragen. Hoeft niet steeds bevestigd te worden. Dit is een grote rijkdom en bij ontbering hiervan altijd het diepste verlangen van een mens om dit alsnog te vinden. In een eerste ontmoeting met een ander mens wordt heel veel gevoeld en opgeslagen: in de nadering, in de handdruk, in het oogcontact, in de woorden, in het horen. Als er niet een open bereidheid is om de ander te ontmoeten (maar bv. een ‘verplicht nummer’, waarbij gevoelens geveinsd worden, dus onecht zijn) dan zal dat direct een reactie in het lijf oproepen. Deze reactie is voorbewust, gaat voor het denken uit, is er onmiddellijk. Is voelbaar in het lijf voor de mens zelf (mits bewust), zichtbaar en hoorbaar voor anderen. In de ogen (afwezig, wegkijkend, ontwijkend, gesloten, verveeld, hard), de stem ( hard, hoog, snel, onrustig), houding (niet gericht zijn op de ander, gesloten, wegdraaiend), gebaren (druk, onrustig, afleidend), kleur (wit, grauw, of juist erg rood)Natuurlijk kunnen we niet de hele dag en altijd open staan voor het contact met een ander mens. Dat is alleen maar erg gezond. Het probleem komt met het veinzen, net doen alsof, aanpassing, verzet, verdwijnen.
Als er voldoende innerlijke ruimte is, een gevoel van eigenheid, een verbonden zijn met zichzelf, kortom een onvoorwaardelijkheid voor zichzelf, dan kan en mag je kiezen. Of je behoefte hebt om alleen te zijn. Met wie je contact wil, hoe lang, hoe diep. Dan hoef je niet te veinzen, te doen alsof. Én dat gebeurt dan als vanzelf met respect voor de eigenheid van de ander. En als je zo in HARA kunt zijn, leven en beleven, dan kun je ook (al dan niet tijdelijk) in omstandigheden ‘moeten’ zijn met anderen, waarbij je open kunt blijven naar jezelf (= in HARA blijven). En in onze Zen weg beoefenen en weten we dat alles ook altijd weer verandert van aard. Als de relatie met een ander mens prettig is, plezierig en warm, dan is het makkelijk om de relatie in stand te houden en te onderhouden.
Er wordt dan wederzijds een appèl gedaan om het contact aangenaam te houden, er wordt door beiden in geïnvesteerd. Maar als de relatie verandert, wat dan……
Durf je dat aan te geven? Hoe doe je dat? Hoe is het met de zorgvuldigheid: naar jezelf en naar de ander. Kun je een relatie afronden, beëindigen, kun je zeggen: ‘het was goed’. Hoe zelfstandig kun en durf je te zijn? Want mogelijk word je erg teruggeworpen op jezelf, en hoe is dat voor je? Hoeveel kun je je gedragen voelen in je midden, hoeveel durf je te vertrouwen op de leegte, zowel in het relatieve als in het absolute,  hoe vertrouwd ben je met het beperkende, controlerende ego loslaten en rusten in geen-zelf? In zelfstandigheid kun je vertrouwen geven, aan een ander en aan jezelf. Je kent je eigen grenzen, kunt die ook aangeven. Door je eigen innerlijke ruimte kun je onderzoeken, exploreren wat van waarde is voor jou.
Je bent aanspreekbaar en verantwoordelijk. En beschikbaar. Als we als kind dit niet meegekregen hebben, dan is het een hele klus om dit in het leven alsnog te verwerven. Eerst de weg om te mogen, durven voelen wie jij zelf bent, wat goed voelt voor jou, wat jouw temperament is, jouw tempo, jouw smaak. Dit schept veiligheid: het opbouwen van een ‘gezond’ ego is absoluut nodig om het vervolgens ook te durven loslaten. Een gezond ego is niet het probleem, wel het gehecht zijn en niet kunnen loslaten van ons rationele, ‘rechnende Denken’ (Merleau-Ponty: filosoof van het niet-wetende weten)
En vervolgens hoe je dat dan doet in het contact met andere mensen: jezelf zijn en je ruimte bewaren, zowel je innerlijke ruimte als de ruimte om je heen (eigenheid). Het aangaan en onderhouden van relaties (intimiteit) en tot slot de groei naar volwassenheid. (zelfstandigheid)
En dan in onze Zen weg het durven, kunnen en mogen loslaten van het ego om te leven in HARA, in dragend midden. Je plek innemen
De eerste voorwaarde om je plek volledig in te kunnen nemen, is een gevoel hebben dat je er mag zijn. Onvoorwaardelijk. Dit ervaren is een heel groot goed, het voelt meestal als ‘thuis komen’, ‘heel zijn’.
Zazen, het zitten op het kussen, de kern van Zen, is een weg om in HARA, dragend midden, te komen en te blijven. We beoefenen hier het onszelf onvoorwaardelijk aanvaarden zoals we zijn. In het herkennen van wel/niet aanwezig zijn, afdwalen, suffen, denken, willen vasthouden, willen veranderen, niet willen voelen enz enz. In mensen die ‘op zoek gaan’ is een verlangen geboren, gewekt om thuis te komen, om heel te zijn. Het is een fundamenteel verlangen. Dit kan alleen maar gebeuren door alsnog bevestigd te worden in ons ‘er mogen zijn’, onze plek in te mogen nemen. Met alles wat en wie we zijn, dus ook onze ‘schaduw’ kanten (MARA). Dat is een bevestiging tot diep in ons wezen. Soms is één keer voldoende om het zaadje (het zich openen naar leven, naar ‘Groot Vertrouwen’, naar natuur, naar een ander mens) diep in ons genesteld te weten. En het vertrouwen te kunnen voelen dat het verder zal gaan ontkiemen en groeien. Meestal is het veel vaker nodig……..net zolang tot we het werkelijk gaan voelen, geloven en vertrouwen. En blijvend kunnen verwijlen, tot diep ik je buik.
Iedere keer dat we dat voelen kan het ook schuren langs de pijn van het gemis. Dat kan niet anders, want die pijn is groot. Pas als het gat van het gemis zich laat en gaat vullen, dan hoeven er geen tranen meer te vloeien, hoeft er geen angst en verwarring meer te zijn, geen vastklampen aan, geen ‘moeten’ veranderen, oplossen. Dat is bevrijding……
Daarom gaan we steeds weer op het kussen zitten, in stilte……Grenzen: Wat is een grens? In de dikke Van Dale staat:
1 : een denkbeeldige lijn die twee gebieden scheidt.
2 : hoeveelheid, waarde die niet overschreden mag worden. Ad 1: Soms zijn deze heel duidelijk en strak zoals bv de strepen op de weg, de lijnen op een sportveld, een heg tussen twee tuinen, een muur, een slagboom. Deze grenzen zijn door mensen aangelegd ter bescherming, structurering, ordening, duidelijkheid, privacy. We hebben daar onderling afspraken over gemaakt. Er is wetgeving en er zijn  scheidsrechters, als er niet aan de afspraken gehouden wordt. Duidelijke sancties dus.
In de natuur is een grens vloeiender, ronder, beweeglijker, zoals de overgang van zee naar land, de oevers van een meanderend riviertje, van woestijn naar grasland, de overgang van een dorp naar het platteland, van het centrum van een stad naar de buitenwijken, waar de natuur weer meer aanwezig is.
Ad 2: Een hoeveelheid, een waarde die niet overschreden mag worden…….Dat is een mooie omschrijving, die door (vrijwel) ieder mens diep gevoeld zal worden als waarheid, als kloppend, maar…….welke waarheid??? Wiens waarheid????En waar blijft het respect voor jezelf en voor een ander als je je grenzen aan moet geven? Hoe doe je dat? Jezelf niet in de steek laten als je een grens wilt of moet aangeven maar ook zorgvuldig omgaan met een ander, als je dat doet. Dat is een hele grote Kunst, een levenskunst. En als je in Hara, diep in je buik aanwezig bent, dan kun je dat ‘als vanzelf’ doen. En als het ‘mis’ gaat, kun je (h)erkennen, herstellen, loslaten en weer opnieuw verder gaan. Hoe weet je nu dat je aan een grens bent? Welke signalen zijn er?
In de taal zijn er prachtige zegswijzen, spreekwoorden, zoals:·    ik loop tegen een muur op·    die persoon heeft ook een bord voor zijn kopMijn zintuigen helpen:·    ik ruik de zee·    ik hoor de geluiden van een stad·    ik proef de voor mij vreemde smaken van een buitenlandse keuken·    ik zie dat het landschap verandert van karakter·    ik voel dat er iemand te dicht bij komt Mijn lijf reageert: er gaat iets open, stromen. Of het verkrampt van binnen, ik krijg het benauwd, pijn in mijn buik enz. Kortom: bewust worden……….In de baarmoeder zijn we grenzeloos. Het kind is nog symbiotisch verbonden met de moeder door de navelstreng. Na de geboorte wordt de navelstreng doorgeknipt ( als het goed is ook emotioneel) en is het kind een eigenstandig wezen, ook al heeft het nog geen weet van (lichaams-)grenzen. De rest van ons leven zijn we bezig met grenzen. Verkennen, herkennen, erkennen, opzoeken, uit de weg gaan, verdrietig, bang of boos van worden, gefrustreerd door raken. Heel veilig en verbonden kunnen voelen bij (groot)ouders, een broer of zus, een partner, eenzaamheid voelen bij het gemis van een partner, of ook wel eenzaamheid ín een partnerschap, enz enz……Tot we bij het overlijden weer een grens overgaan naar…….?????Door sociale codes, cultureel verschillend, wordt bepaald hoe dicht we een ander kunnen naderen in verschillende situaties. In onze cultuur kennen we een intieme afstand, (omhelzing, een kind op schoot), een persoonlijke afstand  (hand schudden), een sociale afstand (samenwerken, receptie) en een publieke afstand (lezing in een zaal). En hoe doen we het dan als we met vreemden in een volle lift staan?? Kunnen we de ruimte delen, of trekken we ons terug? Sluiten we af? Of ‘moeten’ we wat zeggen omdat de stilte te groot wordt en het ongemakkelijk wordt? Of nemen we teveel ruimte in, hebben we geen tact voor de ruimte van een ander?
Contact tussen twee mensen vindt plaats óp de grens. Daar voel je jezelf én je voelt de ander. In dit contact wordt uitgemaakt hoe dicht je de ander wilt toelaten en hoeveel (ruimte) van jezelf je wilt delen. En voorbij de grens, de grens valt weg, samenvallen, intimiteit. (Binnen = buiten, onderscheid valt weg, alles is met alles verbonden)
Voorbewust is er al die innerlijke reactie van dichterbij willen of weg willen. Je krijgt te maken met een gevoel van ja of nee, van lust of onlust. Van dichterbij willen of verderaf. De hele dag door speelt dit openen en sluiten. Dit ademen is de grondbeweging van leven. Of je het nu wel of niet bewust bent. Dit hoort bij onze menselijke natuur (het relatieve). Ze hebben beide hun kwaliteit, zijn beide nodig. Een probleem ontstaat als je je niet kunt openen terwijl je daar misschien wel naar verlangt (je verkeert dan in een isolement) of je niet kunt sluiten als je daar behoefte aan hebt (overprikkeling,  stress, angst om alleen te zijn). En een probleem ontstaat ook als je je grenzen niet aan kunt geven. Omdat je ze niet (her)kent, of het nooit geleerd hebt, of bang bent een ander te kwetsen, enz enz. En een probleem is ook als je zo gehecht bent aan je eigen basale reacties dat je niet meer anders kunt, durft en wilt.
In het naderen, genaderd worden, raken, geraakt worden, is ook sprake van een eigen tempo en een eigen temperament, over en weer. Je kunt geraakt worden door een ander, even moeten stoppen, tijd nodig hebben. Een ander kan veel sneller zijn. Dikwijls doet een te snel openen een ander juist wat sluiten. Een erg langzaam, aarzelend naderen kan ook een ander doen sluiten. Het is prettig als deze grenzen duidelijk zijn voor jezelf én als je duidelijk kunt zijn in het aangeven van deze grenzen. Dan kun je je vrij bewegen in deze grenzen en de overgangen.
Kortom: in het contact met mensen. Ontmoeten
·         Binnen een ontmoeting is het tempo van openstellen heel belangrijk. Wanneer je te snel opent, kan het de ander doen terugschrikken. Maar ook een te langzaam openen kan een gevoel van onveiligheid oproepen. Net als een te snel opengaan, kan ook een te ver opengaan de intimiteit verstoren.·         Er kunnen perioden in ons leven zijn, waarin we meer naar buiten gericht zijn of meer naar binnen. Dit is afhankelijk van onze aanleg, onze levensloop, onze stemmingen, seizoenen, gezondheid/ziekte enz.
En ook voor een heel belangrijk deel is dit afhankelijk van het aanbod dat we als kind gehad hebben.
Zijn we alleen functioneel aangeraakt bij het krijgen van voedsel of een schone luier? Of zijn we ook geknuffeld, gedragen, gekoesterd, getroost bij pijn en ongemak? Terwijl we ook even de tijd kregen om daarbij verdrietig, boos of bang te zijn?
Was de aanraking voor ons bedoeld? Was de aanraking op ons afgestemd? Met respect voor onze eigenheid? Mochten we ons ook even terugtrekken, ons even afsluiten, oma of tante geen zoen geven als we bv. verdrietig of boos waren? Of omdat de ander zich opdrong?
Werd er gezien of ons sluiten, terugtrekken eigenlijk een vraag om nabijheid was omdat we ons eenzaam voelden? Had je misschien een uitnodiging nodig om weer te voorschijn te komen? Zo kan ik nog wel even doorgaan met vragen aan ons te stellen.
Als veel van deze vragen met ja beantwoord kunnen woorden, dan hebben we het goed gehad. Grote kans dat we een grondpatroon hebben kunnen ontwikkelen van een spontane, natuurlijke wijze van open staan voor de ontmoeting met onze omgeving en andere mensen. En dan is het ook niet zo moeilijk om duidelijk, zonder schuldgevoel je grenzen aan te geven.
Al onze ouders hebben het –binnen hun eigen mogelijkheden- zo goed mogelijk gedaan, en als wij tekort zijn gekomen, dan is het aan ons en later weer aan onze kinderen om ja te (leren) zeggen tegen het geschenk van het leven dat we van onze ouders kregen en zelf verder te ontwikkelen wat we willen, waar we naar verlangen. En af te leren, los te laten wat we niet meer vast hoeven te houden aan ontwikkelde reactiepatronen.·         De mens is van nature leergierig, ontdekkend, nieuwsgierig en gericht op ontplooiing. Een mens wil ook ontmoetend zijn, (bijna) ieder mens is toegerust om contacten te kunnen leggen. Maar leven in relaties en het onderhouden van relaties moet al levend en voelend geleerd worden. De tastzin in al haar veelzijdigheid moet geactiveerd worden en blijven. Wat een mens via de aanraking en het voelen te weten komt, is heel direct en persoonlijk. Het wordt via de huid in de lijfs-ervaring opgeslagen, Als een goede ervaring, een minder goede of een slechte.
Deze tactiele ervaringen ordenen zich in ons als mens tot die stille kennis, waardoor wij leren onderscheiden wat echt is en wat niet.·         Als we geraakt worden, worden we bewogen. Misschien worden we rustig en blij? Dat weten we niet van te voren. We lopen hierbij ook een risico: om verlegen te worden, onhandig, om afgewezen, gekwetst te worden. Als we het risico durven lopen, geven we er blijk van open te staan voor andere dingen en mensen, en geven we blijk van vitaliteit en moed.
En als we onze verlegenheid, onhandigheid, geraaktheid laten zien, dan blijkt altijd weer dat de ander daar vervolgens weer door bewogen wordt, geraakt, ontroerd. Dan hebben we elkaar ont-moet.