Groot Vertrouwen

Groot vertrouwen februari 2014
Als ik een boterham eet, hoef ik me  niet te bemoeien met het verterings- en het uitscheidingsproces. Al vóór de eerste hap wordt een intrinsiek, zeer intiem proces in werking gesteld. Van op elkaar afgestemd zijn van vrijkomen van speeksel met enzymen, kauwen, slikken, peristaltiek naar de volgende plek, waar er iets mee moet gebeuren. Tot en met de uitscheiding.
En daarna weer…..en weer……en weer….het hoort bij leven……. En Dukkha (lijden) kan ontstaan op ieder moment. Al bij het aller vroegste begin van ons leven tot het laatste moment, én op ieder moment. Het kan overgaan, maar het kan ook blijven. Toen ik Zenleraar Nico Tydeman voor de eerste keer tijdens het opbouwen van de juiste houding voor Zazen, hoorde zeggen: ‘Hét ademt, niet ík’ ervaarde ik een immense opluchting:
‘O ja, wat heerlijk…….HET ademt……en IK hoef me daar niet mee bezig te houden…..
Adem zoekt zijn weg, mits ik het niet tegenhoud, blokkeer, regel, ingrijp, controleer.
Adem zal via een ingenieus systeem van steeds kleinere weggetjes zuurstof overal brengen waar mogelijk en koolzuur mee terug nemen om weer uit te scheiden.
Zo verbonden zijn we, geen scheiding
Maar ook hier kan Dukkha ontstaan zijn bij het aller vroegste begin van ons leven, én op ieder moment. Het kán overgaan, maar het kan ook blijven.
En…….adem is ook direct verbonden met ervaren…….Als ik ontspannen de straat oversteek, maar er komt plotseling een auto de hoek om en met grote vaart op mij af, dan komt direct een autonoom overlevingsmechanisme in werking om het leven te redden. Hartslag en adem schieten omhoog om mij in staat te stellen direct te reageren.
Maar hoe gaat het dan als de auto voorbij is, ik niet ben aangereden en mijn weg vervolg?
Zullen hartslag en adem weer terugkeren tot een rustig niveau? Of word ik nu bang bij iedere hoek? Of al eerder? Of continue? Is er Dukkha ontstaan?
‘Hoe ondenkbaar, ongrijpbaar en wonderbaarlijk is deze wereld.
Wat raken wij aan en door wat worden wij hier en nu aangeraakt? ?’ 
Deze uitspraak van Meester Daito is een zeer bekende voor ons.
In Zazen, een act van groot vertrouwen op zich, zo ontvankelijk worden als een lege huls, bodemloos, waar alles in en doorheen kan.
En in de geest van niet-weten op mijn gemak leren zijn.
En weer opstaan en deze geest niet achterlaten en vergeten. Ik ben veel aan het stoeien geweest met het ‘overslaan’ van de menselijke verhoudingen in het Boeddhisme.
Het hoort immers ook zo bij het relatieve bestaan, bij het ‘eerste’ oog van het dualistisch zien van de werkelijkheid, bij expressie in ‘duizend dingen die zich voordoen’.
En hoe heerlijk, maar ook hoe weerbarstig kan het relationele zijn……..Een Zenmeester zei:’ Duizend gedachten geven mij duizend keer de kans om terug te keren’ Als ik varieer en zeg: ‘Door wie word ik aangeraakt en wie raak ik aan?’  kan het dan ook worden: ‘Duizend expressies geven mij duizend keer de kans om terug te keren’
En waar keer ik dan naar terug? Mijn huid is een grens met vele functies, is levend en reageert. Kan sluiten en verharden zodat de buitenwereld niet binnen kan komen.  Afgescheidenheid.
Ik kan ook weer openen en verzachten, voelbaar, zichtbaar, hoorbaar. Steeds verder, ruimer, me verbonden voelen met al wat is. Weet hebben van deze eenheid, ervaren en zien met het ‘tweede’ oog, dat ziet op verlichte wijze. Dit oog hoort bij het absolute, de eenheid. Maar daar zijn we er nog niet mee, want immers, zoals een van mijn favoriete zinnen uit de Soetra van de identiteit van veelheid en eenheid zegt: ‘Gehecht zijn aan het relatieve is illusie, het zien van het absolute is nog geen verlichting’ Zenleraar Gretha Aerts werkt graag met de driehoek: in één hoek het relatieve van de mens, in een andere hoek het absolute, het Zijn, en in de top de integratie van beiden: Mens-Zijn.
Beoefenen we immers niet om na de verlichtingservaring weer op te staan van ons kussentje, de wereld weer in te gaan, met wel graag steeds meer met ons mee dragen, steeds meer verinnerlijken van het weet hebben, het kennen van het relatieve én het absolute. Kan ik dan tegelijk ook dáár zijn, door de huid heen verbonden blijven, bewogen worden? Expressie zijn van die bewogenheid? Doen wat ik kan doen? Het ‘juiste doen’?‘ De grote weg is niet moeilijk, voor wie geen voorkeuren heeft’ zeggen de eerste twee regels van de Hsin Hsin Ming, de verzen over de geest van vertrouwen van Sosan Zenji uit de zesde eeuw. En weer uit de soetra: ‘Wie de weg niet ziet, ziet hem ook niet als hij hem gaat. Wie de weg uit het oog verloren is, is er mijlenver van verwijderd’ Tot slot citeer ik graag Nico in ‘De gouden karper is uit het net’:….Dit is de belofte die ons op de zenweg tegemoet treedt: de verlichting van ons lichaam. De belofte houdt in om als Hotei te zijn, een fysieke aanwezigheid van natuurlijke goedheid, speelsheid, vreugde. Nadere uitleg of verklaringen zijn overbodig. Zelfs de gedachte aan heiligheid, verlichting of wijsheid is te veel. De lichamelijke verschijning is uitdrukking van geluk en generositeit, van herwonnen onschuld, van kinderlijke liefde. Het is daarbij niet eens van belang of anderen dit herkennen. Hotei hoeft niets terug te krijgen. Hij is alleen maar aanwezig.
Wij zijn Hotei, het tiende plaatje van de os. Wij zijn die belofte.