Gedichten

250303.
¨Leraren namen hun positie in.
Stille mystiek liet de Werkelijkheid zien.
en toen ging ik lopen.¨
241120.
¨Regendruppels vliegen van het wijnrode esdoornblad
mee met de ijzige wind.
Alsof ze haast hebben.¨
241118.
¨De Weg kent geen rijbanen en afslagen.
Het Veld biedt vele gezichten¨.
Veel sterkte en inspiratie.
241116.
¨De zwartwitte kat
hoog in de wilg verderop.
Koolmezen landen in mijn kale hibiscus.
De krant blijft nog even liggen.¨
241115.
¨Wijnrood kleurt de esdoorn.
Koolmezen vliegen erdoorheen.
Het theewater gaat koken.¨
241109.
 ¨Tussen de woningen en de snelweg.
Een dijklichaam, dicht begroeid.
Een smal pad loopt bovenlangs.
Oude kleren vormen een verlaten schuilplaats
voor een dakloze.
Koude mist dringt diep door in mijn jas.¨
 
¨Wind is er niet.
De bladeren hangen stil omlaag.
Een weinig uitstel
voor ze zich voegen bij de anderen.¨
 
241108.
¨De grauwe lucht werd niet gehinderd
door het kale silhouet van de boom.
Enkele bladeren nog hielden de late zomer
in het zicht.¨
 
241107-
¨Als we de zendo binnengaan
neemt Geen-Zelf zijn plaats in
als een grote pan die gedachten en gevoelens kookt
tot een soep die hartverwarmend en voedzaam is¨.
Wie is het die ongezien zijn gasten verleidt?
 
241102.
Requiem voor de snijbloem.
¨De afgesneden bloem
kan geen bij meer voeden.
Koeien en schapen lopen hem mis.
In de vaas kleurt hij mooi bij Het Beeld.
Ceremonieel verbeeldt hij zelfs Het Volle Leven.
Voor hij verwelkt is hij vervangen
en geeft de verse bloem de tijdelijkheid aan¨.
 
241101.
¨Snel boodschappen doen voor sluitingstijd.
Bladeren ritselen onder mijn voeten.
Kindervreugde.¨
241026.
¨De kleur van het blad.
Het wijn-rood verhaalt van een terugtrekken.
Ik ga langzamer lopen om het niet te missen.¨
241003.
¨Was ik maar een wolk,
vrij vallend als regen,
landerijen en rivieren voedend.
Terug in de moederschoot
vlieg ik weer uit naar verre streken,
vrij bewegend in eindeloze luchten¨.

Wandelend door de heuvels van Zuid Limburg.
240917.
¨Wentelend daalde het zaadje.
Zomer en Winter tegelijker-tijd.
Ik zet mijn kraag wat hoger op¨.
240918.
¨Dichte Ochtendmist.
Het slingerend Pad is uitgehold.
Bij terugkomst nog een warme avondzon¨.
 
Wandelend bij Houffalize langs de Ourthe.
240919.
¨Mijn Huis is van Lucht.
De Weg gaat zuidwaarts.
Nachtrust bij volle maan in een sparrenbos¨.
240920.
¨Mijn Huis is van Lucht.
Het past in mijn rugzak en waterfles,
Bij een kabbelend beekje,
bouw ik het op uit mijn broodtrommel¨.
240921.
¨De koude Beek weerspiegelt de warme najaarszon.
Klauterend langs een steile oeverwand.
Van een Pad is geen Spoor meer te vinden¨.
 
Terug in Rotterdam.
240922.
¨Het Huis van Lucht weer leeg gemaakt.
Ingepakt tussen slaapzak en gasstel.
Thuisgekomen: wat is mijn Huis toch vol¨.